Abdis
overste van een contemplatief (beschouwend) vrouwenklooster.
Binnenpand
binnentuin van een klooster (ook ‘kloosterpand’ genaamd).
Cel
de kleine kamer van een religieus in een klooster of de kleine behuizing van een kluizenaar.
Clarissen
zusters die in navolging van Clara van Assisi in een contemplatief klooster samenleven; in de tijd van Clara werden ze de ‘Arme Vrouwen’ genoemd.
Communiteit
lokale kloostergemeenschap (ook ‘convent’ genaamd).
Completen
kerkelijk avondgebed; het laatste van de getijden van de dag. Daarom ook wel ‘dagsluiting’ genoemd
Conferentie
1. voordracht over punten van het geestelijk leven.
2. verzameling van een aantal provincies van de minderbroeders franciscanen; de gehele orde bestaat uit een aantal conferenties, verdeeld over de hele wereld.
Congregatie
1. een na de Middeleeuwen gestichte gemeenschap van religieuzen die geloften afleggen en volgens een bepaalde regel leven.
2. godsdienstige vereniging van leken die regelmatig met elkaar godsdienstoefeningen verzorgen.
Contemplatie
overdenken, innerlijk beschouwen.
Convent
lokale kloostergemeenschap (ook ‘communiteit’ genaamd).
Conventuelen
minderbroeders die in (oorspronkelijk grotere) conventen samenwonen; vanaf 1517 vormen zij een aparte tak van de eerste orde.
Custodie
regionaal verband van een aantal kloosters die (nog) geen zelfstandige provincie vormen.
Custos
overste van een custodie.
Definitorium
de door het kapittel gekozen broeders die met de minister-provinciaal het provinciebestuur vormen.
Derde orde
gemeenschap van (al dan niet gehuwde en in hun eigen huizen wonende) leken naast de minderbroeders en de clarissen, die ook volgens een franciscaanse regel leven, waarop zij professie afleggen. Vaak gingen later sommigen van hen in kloostergemeenschappen samenleven en vormden zo een religieuze congregatie. Degenen die zelfstandig blijven wonen, vormen momenteel de Orde van Franciscaanse Seculieren.
Eerste orde
gemeenschap van de minderbroeders, momenteel verdeeld over drie takken: de conventuelen, de kapucijnen en de franciscanen.
Franciscaanse Beweging
vereniging waarvan alle franciscaanse religieuzen en leken lid kunnen worden. Deze beweging ontplooit diverse activiteiten, verzorgt franciscaanse uitgaven en heeft een centraal dienstencentrum in ‘s-Hertogenbosch.
Franciscaanse Lekenorde
Verouderde benaming voor de derde orde (zie aldaar).
Franciscanen
gemeenschap van minderbroeders die vanaf 1517 in feite de tussenrichting vormen tussen de conventuelen en de kapucijnen.
Gardiaan
overste van een communiteit van minderbroeders. Het betekent zoveel als ‘wachter’, ‘behoeder’.
Gelofte
binnen een kloostergemeenschap uitgesproken plechtige belofte zich aan een bepaalde levenswijze te binden. Gewoonlijk gaat het daarbij om drie geloften: armoede, gehoorzaamheid en ongehuwd leven.
Generalaat
het klooster in Rome waar de minister-generaal en het generale definitorium gevestigd zijn.
Getijden
de dagelijkse kerkelijke gebeden van de kerk; in kloosters worden deze gezamenlijk in het koor gebeden.
Habijt
kloosterkleed met koord en kap of sluier.
Kanunnik
priester die deel uitmaakt van het kapittel van een bisschoppelijke kathedraal of die met andere kanunniken deel uitmaakt van een kloostergemeenschap.
Kapittel
bijeenkomst op generaal en provinciaal niveau of van een communiteit om zaken van de gemeenschap te bespreken en vast te stellen.
Kapucijnen
minderbroeders die zich in 1517 van de anderen afscheidden om een strenger leven te kunnen leiden; zij vormen nu een zelfstandige tak van de eerste orde.
Kloosterpand
binnenhof van een klooster (ook ‘binnenpand’ genaamd).
Kluizenaar
iemand die afgezonderd van de rest van de wereld in een primitieve behuizing een contemplatief leven leidt. Franciscus wilde, dat de minderbroeders die voor een kluizenaarsleven kozen, met twee of drie zouden samenwonen.
Knopen in het koord
de drie knopen in het koord van het habijt, die herinneren aan de drie geloften: armoede (geen eigen bezit), kuisheid (ongehuwd blijven) en gehoorzaamheid.