Navolging en identiteit
De stigmatisatie van Franciscus
800 jaar geleden, in een onooglijk plaatsje in de Toscaanse Apennijnen, ondervindt Franciscus van Assisi een feitelijk onbegrijpelijk fenomeen dat we de stigmatisatie zijn gaan noemen: zijn handen, voeten en zijde vertonen de kruiswonden van Jezus Christus.
Broeder André Jansen ofm wil in dit artikel deze buitengewone gebeurtenis duiden.
De heilige Franciscus wilde Jezus navolgen. Dat staat duidelijk in de eerste zinnen van de voorlopige regel van de minderbroeders: ‘… de leer en de voetstappen volgen van onze Heer.’ (1 RegMB 1,1) De uitdrukking ‘voetstappen volgen’ suggereert dat je geen eigen weg gaat en dus ook geen eigen identiteit ontwikkelt. Het Nederlands maakt wel onderscheid tussen nabootsen en navolgen. Bij nabootsen blijft alles aan de buitenkant. Bij navolgen gebeurt er ook iets in de binnenkant. Authentiek zijn zoals dat nu heet, staat hoog aangeschreven in onze tijd. Ik kan het verschil nog op een andere manier verduidelijken. Als je de fresco’s in de Sint-Franciscuskerk te Assisi bekijkt, merk je dat ze geordend zijn tussen andere fresco’s, die bepalen hoe je ze moet ‘lezen’. Het principe van de ordening is ‘Franciscus was zoals die figuur’. Franciscus was zoals de heilige Martinus, zoals de aartsvader Abraham, zoals Jacob, zoals Jezus, enzovoort… Dat ‘zoals’ maakte hem tot een heilige. Daarom spreken we van hagiografie (‘hagios’ betekent heilig). Franciscus is een heilige geworden omdat hij geleefd heeft zoals zij. Is dat nabootsing? Is hij een inwisselbare kopie geworden? In elk geval wordt er weinig aandacht geschonken aan Franciscus’ eigenheid in dit alles, aan zijn unieke identiteit. In dit laatste geval spreken we van een biografie. Leer en voorbeelden zijn natuurlijk evident in de ontwikkeling van een identiteit, maar een biograaf wil vooral de eigenheid van de persoon in het licht stellen. En Franciscus had zeker een eigen, oorspronkelijke identiteit ontwikkeld in het volgen van de voetstappen van zijn Heer. De biografieën die over hem sinds Paul Sabatier’s Vie de Saint François (1893) zijn verschenen, hebben dat voldoende in het licht gesteld.
De stigmatisatie van Franciscus door El Greco uit 1550.
“Op de Lavernaberg ging Franciscus zelfs uiterlijk lijken op zijn Heer Jezus Christus.”
Handgeschilderd miniatuur van de stigmatisatie van Franciscus uit een gedrukt getijdenboek uit 1510 geproduceerd door de drukkerij van Guillaume Le Rouge.
Hoe kijken we nu aan tegen het gebeuren van de stigmatisatie op de Lavernaberg? Daar ging Franciscus zelfs uiterlijk lijken op zijn Heer Jezus Christus. Men noemt hem sindsdien ‘alter Christus’, d.i. een andere of tweede Christus. Zulk een term suggereert nabootsing. Men moet dus voorzichtig zijn met dergelijke termen. Hoe heeft Franciscus zelf die ervaring van binnen beleefd? Daarover heeft hij indirect getuigd in zijn Aanbidding van de Allerhoogste. Daarin horen wij een opsomming van godsnamen: ‘Gij zijt liefde, genegenheid; gij zijt wijsheid; gij zijt nederigheid en geduld; enzovoort…’ Die opsomming doet spontaan denken aan de 99 godsnamen in de belijdenis van de moslims. En wellicht terecht, want Franciscus is drie dagen bij de sultan Melek el Khamel te gast geweest, bij iemand die iedere vrijdagnacht met zijn geleerden discussieerde over geloofszaken. Het kan niet anders dan dat dit thema ook ter sprake is gekomen tijdens het driedaags verblijf van Franciscus bij hem. Hoe functioneerde die belijdenis nu bij de moslims, tenminste in de mystieke traditie, die zeer verspreid was en zeker gekend was door de sultan? Deze traditie zegt dat de godsnamen wijzen op de sporen die God van zichzelf in de mens heeft geplaatst, opdat de mens God zou kunnen leren kennen. En dus ook zichzelf!!! In die godsnamen wordt de mens tegelijk op zijn eigen mysterie gewezen, op het goddelijke in hem. Het gaat hier dus verder dan moraal, ascese en het beoefenen van de deugden. Het gaat er in de eerste plaats om het goddelijk gelaat in die namen, in die houdingen, te leren zien en te (h)erkennen wat ze zijn. Dus ook om de diepte, de wijdte en de hoogte in zichzelf te ontdekken. Dat kan natuurlijk maar door de weg op te gaan van zuivering der motieven (vgl. Wijsheidsspreuken bij Franciscus) om zo steeds dieper te beseffen hoe de goddelijke ‘oorsprong’ ook in de mens die houdingen (godsnamen) laat ontspringen.
Tegen deze achtergrond lees ik nu de lijst van de godsnamen bij Franciscus. Er is uiteraard een groot verschil en dat is de plaats van Jezus Christus hierbij, van degene in wie de godsnamen bij uitstek zijn verwezenlijkt. Zo wil Franciscus ze ook bij zichzelf leren ontdekken en zo Gods gelaat steeds verder ontdekken, ook in zichzelf. Ook in zichzelf de diepte, wijdte en hoogte (h)erkennen. Alhoewel hij de naam Jezus niet noemt, is die toch voortdurend aanwezig in de lofzang. Franciscus volgt namelijk de liturgie, de mysteries van de Heer Jezus. ‘Gij zijt liefde, genegenheid’ (caritas et amor; voetwassing; Witte Donderdag). ‘Gij zijt nederigheid, Gij zijt geduld’ (humilitas, patientia (ook lijden!); Goede Vrijdag). ‘Gij zijt veiligheid, Gij zijt rust’ (securitas, quietas; zie Ps 16, de centrale psalm in de liturgie van Paaszaterdag; ‘… mijn lichaam kan veilig rusten; mijn ziel laat Gij niet aan het dodenrijk over’ (v. 9-10); zie vooral Hand 2,26-28, waarin die Psalm uitdrukkelijk wordt geciteerd bij de verkondiging van de verrijzenis). ‘Gij zijt vreugde en blijdschap’ (de vreugde van Pasen). ‘Gij zijt gerechtigheid en matigheid’. Hier wordt verwezen naar de Hemelvaart en de wederkomst van de Heer. Trouwens op het feest van de Kruisverheffing begon de grote vasten, die een lange voorbereiding was op de wederkomst van de Heer, ‘die komen zal om recht te doen aan gerechtigheid’ (zie Ps VII, 10 – 11) Deze zelf samengestelde Psalm bad Franciscus vanaf Goede Vrijdag tot het feest van de Hemelvaart. Op het feest van de Hemelvaart voegde hij er de twee volgende verzen aan toe: ‘Hij is opgestegen ten hemel en zit aan de rechterhand van de allerheiligste Vader in de hemel. Verhef U boven de hemel, God, en over de hele aarde, uw roem. Ja, wij weten dat Hij gekomen is en komen zal om recht te doen aan gerechtigheid.’ Verder wijzen we erop dat een centraal thema uit de liturgie van de Kruisverheffing de wederkomst van de Heer is. Het is duidelijk dat zeker in deze verzen de godsnamen verwijzen naar Jezus, naar de wijze waarop zij in Jezus verwezenlijkt geactualiseerd werden. Tegen deze achtergrond met de centrale rol van Jezus daarin lezen we nu de lijst van de godsnamen in de Aanbidding van de Allerhoogste. Die namen wilde Franciscus ook in zichzelf ontdekken en beleven, niet om ze na te bootsen, maar om het diepste mysterie in zichzelf, zijn uiteindelijke en diepste en unieke identiteit te ontdekken en wel als Gods schepsel in deze wereld. Zijn oorspronkelijkheid was dat hij zijn verbeelding, denken, willen en doen in al zijn rijke facetten in zichzelf liet ontspringen uit de Oorsprong zelf. Aanbidding bij uitstek.
André Jansen