De spreuk van Franciscus is me met de jaren steeds meer gaan intrigeren en inspireren. Wat heeft Franciscus tot deze ervaring en dit inzicht gebracht? Ik kan het vermoeden, maar ik wil het voor mezelf nu op het spoor komen.
Ik betrap me er de laatste jaren dikwijls op dat ik de spreuk soms in gedachten roep of dat ze spontaan naar boven komt. Ik ben nu 85 jaar, heb de laatste jaren moeten verhuizen, veel moeten loslaten: het klooster, een koor, mijn werk met echtparen, veel relaties in Sint-Truiden en Belgisch-Limburg. Ik merk hoe ik een beeld, een imago van mezelf heb opgebouwd, waaraan ik me vastklamp om mijn eigenwaarde in stand te kunnen houden. Daarmee voel ik me veilig tussen de mensen.
Ik merk vooral hoe ik regelmatig omkijk om het beeld dat ik van mezelf had weer op te roepen. Want ik heb veel minder werk, zeker nu door corona. Veel contacten zijn weggevallen. Ik ben veel thuis. Ik val stil en in de stilte beginnen vragen te knagen: Wat beteken ik nog voor mensen? Hebben ze me niet meer nodig? Wat is mijn leven waard geweest? En dan komen andere vragen naar boven: Wat is mijn motivatie geweest? Moest ik mezelf bewijzen tegenover de mensen en tegenover God?
Maar in de rust kom ik nu dichter bij Hem. Hij doet me op een andere manier kijken naar mijn leven. Daarbij heeft de uitspraak van Franciscus me regelmatig geholpen om op een betere manier naar mezelf te kijken en daar word ik rustig, blij en dankbaar van.
Bob Van Laer ofm
Dit artikel verscheen eerder in het magazine Minderbroeders Franciscanen, nr. 4, 2022.