Broeder Hans van Bemmel over ups en downs

Daklozen en verslaafden zitten diep in mijn hart

In het kader van 800 jaar Zonnelied interviewen we dit jaar broeders en zusters over de betekenis van Franciscus’ lofzang voor hun leven. In dit tweede interview staat het thema ‘ups en downs’ centraal. Broeder Hans van Bemmel vertelt over hoogte- en dieptepunten in zijn leven.

Elke dag ben ik blij dat ik mag leven

“De spiritualiteit van Franciscus spreekt mij enorm aan. Franciscus heeft voor mij een voorbeeldfunctie, voornamelijk omdat hij opkwam voor de minderbedeelden. Het mooiste van mijn werk nu vind ik een ziekenzegening en stervensbegeleiding. Het is ontroerend om bij een familie binnen te komen waar opa of oma op sterven ligt en dan iets te kunnen betekenen. Dat is dankbaar werk, zo’n prachtige viering met handoplegging. De familie beschouwt dat als een afscheid op dat moment. Daarnaast vind ik het ook heerlijk om nog steeds met daklozen en verslaafden bezig te zijn. Er zijn er verschillenden in Delft, waar ik gewoond heb, die mij nog regelmatig bellen. Hetzelfde geldt voor Den Bosch. Daar heb ik ook nog steeds veel contacten met Loods [red.: Stichting Loods biedt activiteiten voor kwetsbare mensen]. Daklozen en verslaafden zitten diep in mijn hart, omdat het meestal mensen zijn die geen kansen gehad hebben. Het ergste vind ik dat veel mensen hen beschouwen als afval.”

Glorietijd

“Ik ben opgegroeid in Rotterdam en als jongetje al wilde ik priester worden. Toen ik op het klein seminarie van de franciscanen in Katwijk terechtkwam, was ik nog te jong en kon ik niet aarden. Ik ben een banketbakkersopleiding gaan volgen en in de bakkerij van mijn oom gaan werken, wat fantastisch was. Toen ik mijn vakdiploma’s had gehaald ben ik in 1970 bij de HEMA gekomen. Ik heb daar carrière gemaakt als bedrijfsleider. Dat was ook een heerlijke tijd. In 1997 kwam ik in een soort midlifecrisis. Ik ging veel naar de kerk en kwam vaak in de abdij van Chevetogne. Je kon toen een jaar meelopen bij de franciscanen en dat ben ik gaan doen. Na een halfjaar wist ik al dat ik wilde blijven. Ik zat in Heerlen, ook al bij de verslaafden. Het was een prachtige tijd. Ik moest daarna alles inleveren wat ik had en deed mijn postulaat in Amsterdam en mijn noviciaat in Eindhoven en in Brussel. Dat waren mijn vormingsjaren. Ik heb er nooit spijt van gehad. In Brussel heb ik stage gelopen bij een ‘onthaalhuis’ dat meiden opving die gedwongen in de prostitutie gewerkt hadden. Prachtig werk. In Amsterdam werkte ik ook bij De Regenboog – ik heb altijd wel in die kring van daklozen en verslaafden gezeten, dus van de ups en downs van die mensen heb ik heel veel meegemaakt. Toen ik gewijd werd, liep ik stage bij de daklozen in Delft. Ik merkte dat als je hen als mens ging zien, dat er een vertrouwensbasis kwam en dat je hen dan echt kon bereiken en helpen. Ik heb daar ook het stadsdiaconaat Delft opgericht, met de voedselbank, de non-foodbank, de textielbank. Daar heb ik toch wel een glorietijd gehad, met die mensen allemaal.”

San Francisco

“In 2010 had ik een sabbaticalperiode van een jaar in San Francisco (VS), waar 14.000 mensen op straat slapen. De franciscanen hebben daar een gaarkeuken. De Saint Anthony Foundation kookt voor 3000 mensen per dag. Ik vond het prachtig en ben er nog twee keer terug geweest. Je kijkt je ogen uit als je daar wakker wordt. Voor het klooster staat er dan al een rij met honderden mensen. ’s Middags ging ik de straat op en dan zat ik soms met een dakloze op een bankje. Ik heb daar ook ontzettend plezier beleefd aan de vieringen op zondag, met gospelmuziek. De kerk zat meestal vol. ’s Nachts mochten mensen op de kerkbanken slapen. Ik denk nog vaak aan San Francisco.”

“Na acht jaar werken in het pastorale team van Veghel werd ik in 2017 eerst kwartiermaker en vervolgens vier jaar gardiaan in het klooster in Den Bosch dat we van de kapucijnen hadden gekocht. De oprichting van de nieuwe communiteit vond ik heel mooi en zinvol werk. Ik heb dat met plezier gedaan, maar het was af en toe wel eens onoverzichtelijk met al die groeperingen. [red.: in Stadsklooster San Damiano woonden toentertijd franciscanen, clarissen, ofs’ers en kapucijnen samen.] Daarna werd ik gardiaan in Nijmegen, waar ik me gelijk thuis voelde. Het was een fijn stel broeders, allemaal op leeftijd. Omdat ik het pastorale werk miste, ging ik één dag per week van Nijmegen naar Vinkel om te assisteren in de parochie. Tot mijn grote spijt werd de communiteit van Nijmegen opgeheven. Ik had het er goed naar mijn zin en mijn werk als gardiaan was overzichtelijk. Voor mij was die sluiting een groot dieptepunt.”

Pastorie

“Uiteindelijk ben ik hier in Veghel terechtgekomen, op de pastorie waar ik met veel plezier woon. Mijn ouders woonden in Oisterwijk, hier vlakbij, waar ze ook begraven liggen. Toen zij overleden vond ik dat heel erg, ook omdat mijn thuis toen wegviel. Sommige mensen vragen me weleens of ik hier niet eenzaam ben. Maar ik kan overal mijn verhaal kwijt: op dekenale vergaderingen, in onze eigen groep franciscanen in Zuidoost-Nederland die regelmatig bij elkaar komt, bij groepen van het bisdom. Toen ik die drukke job bij de HEMA had, woonde ik ook alleen en voelde ik een stuk eenzaamheid en onvrede over het leven. Dit alleen wonen is heel anders. Het brengt me dichter bij het bestaan en het brengt me eigenlijk dichter bij God. En elke dag ben ik blij dat ik mag leven.”

Marie-Claire Willemsen


Dit interview verscheen eerder in het magazine Minderbroeders Franciscanen, jaargang 2025, editie 2. Voor meer interviews in de rubriek ‘Onderstroom’, zie: Interviews met broeders

Gerelateerde nieuwsberichten