Franciscus uit de kunst 2025, deel 2

Broeder Sereniteit

Van Franciscus van Assisi zijn door de eeuwen heen duizenden afbeeldingen gemaakt: fresco’s, olieverfschilderijen, mozaïeken, gravures, pentekeningen etc. tot en met afbeeldingen met behulp van digitale technieken in onze tijd. In de serie ‘Franciscus uit de kunst’ belicht broeder Fer van der Reijken iedere maand een afbeelding en daarmee een facet van de persoon Franciscus. De keuze zal dit jaar in het teken staan van de 800e verjaardag van het ‘Zonnelied’, Franciscus’ lofzang van de schepselen.

Ontzag en fierheid komen sereen samen in de gestalte van Franciscus op de afbeelding

Het Zonnelied van Franciscus opent met:

“Allerhoogste, almachtige, goede Heer,

van U zijn de lof, de roem, de eer en alle zegen.

U alleen, Allerhoogste, komen zij toe

en geen mens is waardig uw naam te noemen.”

Franciscus is zó diep geraakt door Gods grootheid en goedheid dat hij ‘alles uit de kast haalt’ om die grootheid en goedheid aan te duiden. Neem het eerste woord uit de Lofzang: Allerhoogste. ‘Hoogste’ zou al voldoende zijn geweest, want hoger kan nu eenmaal niet. Maar door er ‘Allerhoogste’ van te maken onderlijnt Franciscus die grootheid nog eens extra.

Ook waar het gaat over de goedheid van God tuimelt Franciscus bijna over zijn woorden. In zijn Regel van 1221, hoofdstuk 23, vers 9, schrijft Franciscus dat God de volheid van het goede is, al het goede, heel het goede, het echte en hoogste goed, die alleen goed is.

Voor Franciscus is God de allerhoogste, almachtige, goede Heer. Om die reden komen God toe de lof, de roem, de eer en alle zegen.

Gever

Broeder Theo Zweerman z.g. placht van daaruit over God te spreken als de Eigenaar van al wat bestaat, maar evenzeer als de Gever van en aan al wat bestaat. Al het geschapene komt van God, God is de oorsprong en daarmee Eigenaar – God gaat echter niet op zijn bezit zitten, maar deelt voortdurend alles uit als Gever.

Hoe zit het dan met de mens die volgens Franciscus niet waardig is om de naam van God te noemen? Franciscus heeft immers een grote eerbied voor al het geschapene, inclusief de mens, en daarmee ook juist voor de menselijke waardigheid.

Een uitstapje naar het strand kan ons helpen verstaan wat Franciscus bedoelt. Stel je zegt iemand het volgende: “Neem een koffiemok, ga naar het strand van Scheveningen, schep de mok vol met zand, schud het zand thuis uit over de keukentafel en tel de zandkorrels.” Ik vrees dat je niet één weldenkend mens kunt vinden, die aan het tellen slaat. Er zitten namelijk onnoemelijk veel zandkorrels in zo’n mok. En bedenk je dan het volgende. Er zijn in de kosmos meer zonnen, manen, planeten, sterren en andere hemellichamen dan dat er zandkorrels liggen aan alle(!) stranden langs onze wereldwijde oceanen! De kosmos is adembenemend groot, oneindig, uitdijend…

Het doet me denken aan psalm 8, vers 4 en 5:

Als uw hemel ik zie – uwer vingeren werk,

maan en sterren die Gij daar stelde,

wat is dan de mens dat Gij acht op hem slaat,

het mensenkind dat Gij hem aanziet?

Gods grootheid en goedheid gaan onze mensen zozeer te boven, dat we ons als vanzelf onze kleinheid realiseren en dat God bij de naam noemen – en daarmee kennen – onmogelijk is. In eerbied buigen voor dit grote en goede Mysterie is het enige dat bij ons past.

Waardige kleinheid

De afbeelding die deze grootheid en goedheid van God enerzijds verbeeldt en anderzijds de waardige kleinheid van de mens is volgens mij deze. Op de achterkant staat te lezen: “Laudato sie, mi Signore, per frate sereno.” Oftewel: “Geloofd zijt Gij mijn Heer, door/voor broeder sereniteit (kalmte, gemoedsrust, zielsrust, verstilling…) Ontzag en fierheid komen sereen samen in de gestalte van Franciscus op de afbeelding.

Het gaat hier om een ansichtkaart, die op 18 november 1952 door een broeder uit Rome gestuurd werd naar een broeder in Nederland.

Gegevens over de maker zijn mij niet bekend. De achterkant vermeldt alleen nog Edizioni ‘Fiamma Nova’, Roma.

Gerelateerde nieuwsberichten