Twaalf maanden Zonnelied – Deel 1: De Umbrische tekst

Meesterwerk van de Italiaanse taal

In 2025 is het Zonnelied van Franciscus van Assisi 800 jaar jong. Gedurende deze acht eeuwen heeft het een ontelbare schare kunstenaars geïnspireerd. Om deze verjaardag te vieren stellen wij u daarom dit jaar elke maand een bijzondere uitvoering of interpretatie van dit literaire meesterwerk voor.

Een modern mozaïek dat het Zonnelied verbeeld in de Liebfrauenkirche in Frankfurt am Main.

Kent u de tekst “Hebban olla vogala”?

Het zijn de beginwoorden van een kort versje dat rond het jaar 1083 werd neergekrabbeld in een boekwerk over preken. Plompverloren kan men tussen het Latijn van de preken “Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic anda thu uuat unbidan uue nu” lezen. Indien deze zin u niets zegt, kost het u waarschijnlijk een hele tijd voordat u beseft dat het hier om oud-Nederlands gaat. In onze moderne taal staat hier “Alle vogels zijn aan een nest begonnen, behalve ik en jij. Waar wachten we op?” Deze zin, waarschijnlijk een strofe uit een romantisch lied, was lang de oudste bekende literaire expressie van de Nederlandse taal. Hoewel ondertussen nog oudere tekstfragmenten zijn gevonden blijft het “Hebban olla vogala” belangrijk als bewijs dat het Nederlands ook in zijn meeste prille vorm een literaire taal was, een taal geschikt voor poëzie en literatuur.

Waar het Nederlands het “Hebban olla vogala” heeft, heeft het Italiaans het “Laudes Creaturarum”, de “Lofzang van de schepselen” die we meestal het Zonnelied noemen. Als Franciscus van Assisi, ziek en neerslachtig, op een winterochtend in het jaar 1225 plotseling vervuld wordt van een overweldigend gevoel van geluk en dankbaarheid om God, besluit hij een nieuwe lofzang neer te schrijven waarin hij zijn mystieke visie verwoordt dat heel de schepping een lofzang is op de grootheid van God. Het sublieme meesterwerk dat zo ontstaat, is het begin van poëzie en literatuur in de Italiaanse taal. Hieronder vindt u de originele tekst in het Umbrisch dialect dat Franciscus sprak.

Altissimu, onnipotente, bon Signore, tue so’ le laude, la gloria e l’honore et onne benedictione.

Ad te solo, Altissimu, se konfàno et nullu homo ène dignu te mentovare.

Laudato sie, mi’ Signore, cum tucte le tue creature, spetialmente messor lo frate sole, lo qual è iorno, et allumini noi per lui; et ellu è bellu e radiante cum grande splendore: de te, Altissimo, porta significatione.

Laudato si’, mi’ Signore, per sora luna e le stelle: in celu l’ài formate clarite et pretiose et belle.

Laudato si’, mi’ Signore, per frate vento et per aere et nubilo et sereno et onne tempo, per lo quale a le tue creature dài sustentamento.

Laudato si’, mi’ Signore, per sor’aqua, la quale è multo utile et humile et pretiosa et casta.

Laudato si’, mi’ Signore, per frate focu, per lo quale ennallumini la nocte, et ello è bello et iocundo et robustoso et forte.

Laudato si’, mi’ Signore, per sora nostra matre terra, la quale ne sustenta et governa, et produce diversi fructi con coloriti flori et herba.

Laudato si’, mi’ Signore, per quelli ke perdonano per lo tuo amore, et sostengo infirmitate et tribulatione.

Beati quelli che ‘l sosterrano in pace, ca da te, Altissimo, sirano incoronati.

Laudato si’, mi’ Signore, per sora nostra morte corporale, da la quale nullu homo vivente pò scappare: guai a quelli che morrano ne le peccata mortali.

Beati quelli che trovarà ne le tue santissime voluntati, ka la morte secunda no ‘l farrà male.

Laudate et benedicete mi’ Signore et ringratiate et serviateli cum grande humilitate.

Allerhoogste, almachtige, goede Heer, van U zijn de lof, de roem, de eer en alle zegen.

U alleen, Allerhoogste, komen zij toe en geen mens is waardig uw naam te noemen.

Wees geprezen, mijn Heer, met al uw schepselen, vooral door mijnheer broeder zon
die de dag is en door wie Gij ons verlicht.  En hij is mooi en straalt met grote pracht;
van U, Allerhoogste, draagt hij het teken.

Wees geprezen, mijn Heer, door zuster maan en de sterren. Aan de hemel hebt Gij ze gevormd, helder en kostbaar en mooi.

Wees geprezen, mijn Heer, door broeder wind en door de lucht, bewolkt of helder, en ieder jaargetijde,
door wie Gij het leven van uw schepselen onderhoudt.

Wees geprezen, mijn Heer, door zuster water die heel nuttig is en nederig, kostbaar en kuis.

Wees geprezen, mijn Heer, door broeder vuur door wie Gij voor ons de nacht verlicht; en hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk.

Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster moeder aarde die ons voedt en leidt, en allerlei vruchten voortbrengt, bonte bloemen en planten.

Wees geprezen, mijn Heer, door hen die omwille van uw liefde vergiffenis schenken, en ziekte en verdrukking dragen. Gelukkig wie dat dragen in vrede,
want door U, Allerhoogste, worden zij gekroond.

Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster de lichamelijke dood, die geen levend mens kan ontvluchten. Wee hen die in doodzonde sterven;

gelukkig wie zij in uw allerheiligste wil vindt, want de tweede dood zal hun geen kwaad doen.

Prijs en zegen mijn Heer, en dank en dien Hem in grote nederigheid.

Als eerste uitvoering van het Zonnelied dat we in deze reeks voor u willen presenteren, willen we zo dicht mogelijk blijven bij het Umbrisch van Franciscus. In het onderstaande filmpje spreekt de Italiaan Luigi Maria Corsanico de originele tekst uit begeleid door het wondermooie Concerto Grosso Op. 6 No. 8 Adagio van de Italiaanse componist Arcangelo Corelli (1653-1713). Sluit u ogen als u het filmpje afspeelt. Tot u spreekt Franciscus in zijn eigen taal.

Uit de oude bronnen blijkt echter dat het Zonnelied niet zozeer werd voorgedragen als wel werd gezongen. Franciscus was een muzikaal mens die vaak Franse liedjes zong en zich op zijn ziek- en later sterfbed door zijn broeders liet voorzingen. De belangrijkste oude versie die we hebben van het Zonnelied, uit manuscript Assisi 338, heeft dan ook ruimte boven de eerste twee regels, waar notenbalken hadden moeten toegevoegd worden. Het is uiterst jammer dat deze nooit opgetekend zijn, zodat we niet weten hoe het lied klonk in de tijd van Franciscus. Doordat er maar twee notenbalken nodig waren, wordt er vermoed dat het als een gregoriaanse psalm gezongen werd.

Hoe het ook zij, zeer vele componisten hebben deze leemte opgevuld door muziek te schrijven voor het Zonnelied. Meestal hebben ze daarbij gebruik gemaakt van vertalingen en herbewerkingen van de tekst. Maar er zijn ook componisten die de oude Umbrische tekst als basis van hun muziekstukken hebben gebruikt. Hieronder vindt u daar een modern voorbeeld van, geschreven in 2003 door de bekende priester-componist Marco Frisina.

De pagina van het Assisi 338 manuscript waarop het Zonnelied begint.

Gerelateerde nieuwsberichten