Al 45 jaar inmiddels is het mij gegeven om in de Congolese franciscaanse gemeenschap te mogen leven. Het is een periode waarin de gemeenschap door vele woelige wateren heeft gevaren.
Mijn geschiedenis begint in de tijd dat de gemeenschap nog Fondation Franciscain de Mbuji-Mayi, heette en geleid werd door François Lufuluabo, een van oorsprong Congolese broeder die in Vlaanderen zijn franciscaanse vorming kreeg. Hij was een charismatisch figuur, die voor zijn medebroeders nauwelijks na te volgen was. Hij doet me denken aan het verhaal uit de franciscaanse traditie over Fonte Colombo. De ministers-provinciaal komen bij Franciscus klagen dat zijn Regel niet leefbaar is. Alleen Franciscus zelf zou naar die Regel kunnen leven. Ongeveer in diezelfde geest reageerden ook die eerste Congolese broeders.
Er bestaan mooie verhalen over François Lufuluabo, over zijn werken en zijn daden, maar geen van zijn broeders was bereid hem na te volgen. Vandaar misschien dat het uiteindelijk een beetje uit de hand is gelopen en Lufuluabo in ballingschap moest gaan. Eigenaardig is dat hij net als Franciscus naar de berg La Verna in Italië vertrok. Misschien heb ik het mis, maar ik zie toch enkele gelijkenissen.
Noviciaatshuis
In die eerste jaren in Congo kreeg ik als taak het mede inrichten van de eerste opleidingsfase voor nieuwe broeders, zoals het postulaat en noviciaat; een taak die ik graag uitvoerde en die me dichter bij de Afrikanen bracht. Ik heb dat werk in Mbuji-Mayi drie jaar mogen doen. Vervolgens heb ik, na wat interne moeilijkheden, soortgelijk werk nog drie jaar voortgezet in Lukafu, in de provincie Katanga. Daar heb ik toen, samen met de plaatselijke bevolking, een nieuw noviciaatshuis gebouwd. Een heerlijke tijd.
Ondertussen was er in de Congolese broederschap een hele ontwikkeling aan de gang: men dacht aan een eigen studiehuis. Dat is er ook gekomen in Kolwezi, provincie Katanga. Vanaf toen ging het vooruit: men creëerde een Mission Saint Antoine in plaats van de Fondation Franciscain de Mbuji–Mayi. Enkele jaren later werd de mission een vice-provincie om in 1985 over te gaan in de zelfstandige provincie Saint Benoit l’Africain. Deze heeft inmiddels al weer zes provinciaals gehad.
Eigen identiteit
Broeders zijn op zoek naar hun eigen identiteit. Het doet me deugd dat er nu ook Congolese missionarissen zijn die tot mijn verwondering de keuze hebben gemaakt om in gebieden te werken waar moslims de meerderheid van de bevolking uitmaken. Andere broeders – en dat spreekt me minder aan – vestigen zich in parochies. Ik heb zo de indruk dat men iets nieuws zoekt, maar niet goed weet wat, of men ziet geen mogelijkheden om andere wegen te gaan. Vele broeders willen profane studies doen om zo hun volk beter te helpen. Denk aan gezondheidszorg, landbouw, techniek en zo veel meer, waar overigens weer financiële consequenties aan vastzitten.
Zien de broeders ook de wonden van hun volk? Ze zitten er samen in, in dat lijden. Vele broeders hebben hun familie verloren in de verschillende (burger)oorlogen die al jaren duren en waaraan maar geen einde komt. Wat kunnen onze broeders doen, anders dan bidden? En ook dat is niet zo eenvoudig als men lijdt. Het is al fijn dat men solidair is en arm met de armen. En dat zijn onze broeders. Hun leven is eenvoudig en de bevolking waarmee ze in contact komen is hun dankbaar. Ik ben er fier op met hen te kunnen samenleven.
Jef Augustijnen ofm
Dit artikel in de serie Indruk verscheen eerder in het magazine Minderbroeders Franciscanen, 2024, editie 6.