Citaten van broeder Everardus
In de de nieuwsbrief van Stichting Everardus Witte Fonds bespreken we ‘citaten’ van Broeder Everardus. ’t Heilige Bruurke heeft geen ‘eigen werken’ geschreven. Toch kunnen we hem via zijn geschriften beter leren kennen. Zijn geschriften zijn in twee categorieën te onderscheiden.
Enerzijds zijn persoonlijke correspondentie. Door de jaren heen heeft hij met zijn familie geschreven en met mensen die contact met hem zochten. Dat zijn meestal wat kortere brieven.
Daarnaast heeft Broeder Everardus een bonte verzameling ‘schriftjes’ aangelegd met allerlei zinnen die voor hem van betekenis waren. De herkomst kwam van conferenties, gesprekken met zijn biechtvader, boeken of tijdschriften die hij gelezen had. Overal wist Everardus wel iets uit te halen waar hij zich verder op wilde bezinnen, of waar hij later op terug kon kijken om zijn leven te verrijken of te verbeteren.
Dat wat hij hoorde of las, ging diep door hem heen. Hij overwoog het en probeerde het in praktijk te brengen. Hij koos niet voor verstrooiing, maar hij concentreerde zich op zaken waar hij geestelijk voordeel uit kon halen. Daarin was hij consequent en doelgericht.
“Dat wat hij hoorde of las, ging diep door hem heen.”
Nuchterheid en zorgvuldigheid
De gewoonte om wat je aansprak bij de geestelijke lezing in een schrift te noteren en dat schrift dan weer te gebruiken om je te herinneren aan wat je belangrijk vond, stamt uit de Moderne Devotie, de grote Nederlandse vroomheidsbeweging uit de veertiende en vijftiende eeuw. Het getuigt van nuchterheid en zorgvuldigheid bij het lezen.
De geschriften van ’t Bruurke zijn op velerlei manieren bij elkaar geschreven: ‘echte’ schriften, maar ook kladblaadjes, de achterzijde van kalenders, enveloppen, die hij dan op de een of andere manier bij elkaar hield. Zijn geschriften kenmerken zich door vele onderstrepingen, afkortingen (coderingen) en tekens. Vaak geeft hij de herkomst van de teksten aan.
Over de keuze en de commentaren
De keuze in de nieuwsbrieven uit zijn geschriften is vanzelfsprekend subjectief. We hopen iets te kiezen wat ook nu nog aan kan spreken, ook al is het geestelijk klimaat waarin we nu leven sterk veranderd ten opzichte van de tijd waarin Broeder Everardus leefde. Dat is iets om rekening mee te houden. In voorkomende gevallen zullen we de teksten van ’t Heilig Bruurke voorzien van een bijschrift. Wij hopen dat u met deze bijdragen van Broeder Everardus zelf, verrijkt wordt, zoals hij er ook zelf door verrijkt is geworden.
De citaten en het commentaar door br. Wim Pot (de eerste vier), br. Hans-Peter Bartels (nummer vijf) en door dr. Jozef Wissink, pr. (vanaf nummer zes) zijn hieronder na te lezen.
Door op het citaat te klikken, opent de bijbehorende commentaar.
De citaten
(24) Wanneer de nacht u omringt en Jesus zich verbergt en u aan uw lot schijnt over te laten, roep dan vooral nog tot Hem: mijn God ik aanvaard alles, ik zegen alles maar bovenal geloof ik aan Uw liefde tot mij. Gij zijt de mijne en ik de Uwe. Deze angstige kreet van een minnend vertrouwen is alleen reeds meer waar dan strenge boetedoeningen.
Bij mystici, maar ook bij gewonere mensen doet zich de ervaring voor, dat God afwezig lijkt, dat je niets van Hem merkt. Dan bid je “De Heer is mijn herder”, maar onderhuids brom je: ik merk daar weinig van. Als vrienden je laten vallen, als je werkloos wordt of zakt voor een examen of een dierbare sterft. Voor sommigen is dat zelfs de aanleiding om God helemaal te laten vallen. Tenzij je al van het Geheim bent gaan houden, dat liefde is. Dan blijf je de liefde geloven, ook al merk je er niets van. Ik ben van Hem en Hij is van Mij, ook al voel ik een tijd niets. In het citaat wordt deze uitroep (“U bent van Mij en ik ben van U”) “een angstige kreet van een minnend vertrouwen” genoemd. De vreemde combinatie van deze woorden geeft te denken. Zou de angst te maken hebben met de ervaring van eigen kleinheid? Als alles op het scherp van de snede staat, lijkt alles aan een zijden draadje te hangen. En tegelijk is er een minnend vertrouwen, een liefdevol vertrouwen. Liefde gaat door de angst heen en drijft haar uit. Volgens het citaat gaat de eenvoud van zo’n liefdesverklaring uit boven alle mogelijke boetedoeningen. Voor Everardus, die wel eens neigde tot extra boetedoening moet dit een uitdagend en troostend citaat zijn geweest.
Jozef Wissink, pr.
(23) Het komt er bij ’t berouw niet op het gevoel van droefheid aan. Het ge-voel van berouw kan weliswaar een genade zijn, maar wanneer dit ge-voel niet aanwezig is, dan mag men zich daarover niet verontrusten. De richting van den wil is ’t voornaamste…
Dit citaat komt uit een serie die gaat over het biechten. Wanneer iemand wil biechten, is het noodzakelijk, dat je eerlijk berouw hebt over wat je niet goed hebt gedaan. Dus eerlijkheid en berouw zijn nodig. Maar dat er ook een hevig gevoel van berouw is, is niet nodig. In een ander citaat zegt het Bruurke dat zo’n hevig gevoel er wel kan zijn en dat dit dan een genade is. Maar het hoeft niet, omdat de richting van de wil het belangrijkste is. Hier wordt iets belangrijks gezegd: wie probeert mensen dwingend gevoelens op te leggen is manipulerend bezig en brengt mensen ertoe om zelf ook manipulatief te proberen die gevoelens te krijgen. Dan verdwijnt de eerlijkheid. Dat gevaar dreigt, als we godsdienst en gevoelens bijna vereenzelvigen.
Jozef Wissink, pr.
(22) Naastenliefde / Laten wij toch alles met juist inzicht beoordelen / ook in heel erge zondaars, in arme diep gevallen menschen, / zijn dikwijls nog heel goede en mooie eigenschappen. / Wij weten immers de oorzaken niet, die zulke menschen / geestelijk ten gronde doen gaan, noch de tallooze invloeden / van erfelijkheid en slechte opvoeding, van gestadige / bekoringen in ’n ongunstige omgeving en het gemis / aan hulp en steun van den kant van hun medemenschen.
Van dit citaat snap je meteen, dat ons heilig Bruurke het heeft overgeschreven. De woorden deden een beroep op zijn barmhartigheid jegens de naaste, die hem zo sterk kenmerkte. Tegelijk blijft het voor brave en goede mensen altijd ook een beproeving om niet hard te oordelen over mensen die het tegendeel doen van wat jij zelf nastreeft. In het Nieuwe Testament is dit een beproeving voor de vrome schriftgeleerden. Een goede methode tegen die hoogmoed is het, om te proberen te begrijpen, hoe het mensen zover heeft kunnen komen. Niet om alles te excuseren, maar el om tot de ontdekking te komen: het had mij dus zo ook kunnen gaan. Pas dan is de hoogmoed verdwenen.
Jozef Wissink, pr.
(21) De volmaaktheid der liefde. Een kind werkt uit liefde, niet om beloning. Doe daarom vooreerst alles tot Zijn eer. Breng de eer van al het goed dat in U is en dat door uw handelingen wordt bewerkt tot Hem terug Om Gods goedheid te danken… om Gods liefde te verheerlijken…
Everardus schrijft een citaat over, waarin gezegd wordt dat een kind alles uit liefde doet en niet om beloningen te krijgen. Daarover is er wel wat verschil van mening. Toch leert de ervaring, dat kinderen die geschenken krijgen vaak graag iets teruggeven en dat daar geen cynische berekening achter zit. In de tekst wordt dit toegepast op onze verhouding tot God: we heten immers kinderen van God. Laat iets van die kinderlijke spontaniteit er ook zijn in ons antwoord op Gods vele goede gaven. Wat er goed is in ons wezen en in ons handelen moeten we God teruggeven: het is aan U te danken, dus is het van U. Dit “teruggeven” is ook een belangrijk thema in de spiritualiteit van Franciscus. Zo houden we de eer van Gods liefde hoog. Ons leven wordt lofprijzing, zonder de angstige zorg of er wel beloning volgt op het goede dat we zijn of doen.
Jozef Wissink, pr.
(20) Luister, mijn ziel. God bemint u met een bijzondere en barmhartige lief-de; Hij schenkt u vele genaden. Hij wil u geheel tot Zich trekken; maar Zijne liefde stuit op een hinderpaal: ge tuurt te veel op eigen ellende, ge kent ze te goed, ge blijft er te veel mee bezig. Dat verkilt uw hart en maakt het onrustig.
Op zich is het goed, om je van zonden bewust te zijn, wanneer je ze gedaan hebt. Dat is beter dan ze op anderen af te schuiven: die zijn er eigenlijk de schuld van, dat jij verkeerd deed. Maar het kan ook niet goed zijn, namelijk wanneer je er te veel mee bezig bent. De tekst, die ons heilig Bruurke heeft overgeschreven, zegt, dat het alleen goed is, wanneer je het in het licht van de heilige Liefde doet of beter: niet alleen in het licht van die Liefde, maar tegenover die Liefde. Als je die Liefde vergeet en dan de hele tijd met je zonden bezig bent, kan dat komen omdat je een perfectionist bent. Dan ben je te veel met jezelf bezig en laat je je niet door de liefde beminnen en genezen. We weten dat ons Bruurke dat ook als bekoring gekend heeft. Daarom was deze tekst belangrijk voor hem. Voor ons ook, denk ik.
Jozef Wissink, pr.
(19) "Zich doordringen van de waarheid, opdat ze de beweegkracht onzer handeling zij."
Over wat voor waarheden zou het citaat spreken? Het zal wel niet over natuurwetenschappelijke waarheden gaan, zoals dat water kookt bij honderd graden. Dat is helder, ook als je het niet diep tot je door laat dringen. En die waarheid bepaalt mijn handelen slechts inzoverre het me zegt dat ik bij kokend water uit moet kijken, omdat ik anders brand-wonden kan oplopen. Misschien gaat het wel over geloofswaarheden. Ik neem maar als voorbeeld, dat elk mens geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Als we die waarheid tot ons door laten dringen, dan bete-kent die waarheid dat elk mens een uniek wezen is, kostbaar in Gods ogen. Elk mens is begiftigd met het vermogen na te denken en het goe-de te willen en is door God uitgenodigd om Hem te leren kennen en in Zijn liefde te delen. Als ik dat diep en intens tot me door laat dringen, kan dat mij ertoe bewegen, om ieder mens met respect en eerbied te benaderen. En zo wordt die waarheid de beweegkracht onder mijn be-groeten van de ander, mijn luisteren naar de ander, mijn spreken met de ander.
Jozef Wissink, pr.
(18) "Denk vóóral aan de tegenwoordigheid van God in uw ziel,... en als deze ééne gedachte u genoeg is en u gelukkig maakt, blijf dan rustig bij die ééne gedachte en zoek niet verder. het is ’t fondament van heel ons geestelijk leven...."
Jezus zegt over het gebed: “Wanneer gij bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want deze menen dat ze door hun veelheid van woorden verhoring zullen vinden.” (Mt. 6,7) Zo meten mensen de perfectie van hun gebed ook wel eens af aan de hoeveelheid diepe gedachten. Dan worden er twee fouten tegelijk gemaakt. De eerste fout is, dat ons gebed perfect moet zijn. De tweede is dat we met die perfectie een beter resultaat bij God boeken of God beter bevallen.
Ons heilig Bruurke zegt ons, dat we ons bij het begin van het gebed moeten stellen in de tegenwoordigheid van God. Als dat besef er is en er gebeurt verder niets, dan is dat genoeg, want dat besef is de grondslag van heel het geestelijk leven. De pastoor van Ars zag een boertje, die lang bij het sacrament zat te bidden. Hij vroeg hem: “Waar bid je zo al voor of om?” De boer antwoordde: “Ach, Hij kijkt naar mij en ik kijk naar Hem en zo is het goed.” De boer had gelijk.
Jozef Wissink, pr.
(17) "Bedenk steeds, dat God Die in u is, en de kruisjes overzendt, ook helpen zal, wanneer ge ze gewillig op u neemt"
De tekst gaat over de omgang met het lijden in ons leven. We denken daar natuurlijk direct aan het grote leed van oorlog, van dodelijke ziektes, van totaal verziekte relaties. Maar er is ook kleiner leed, dat af en toe behoorlijk lastig te verdragen is. Een broeder die uit de hoogte doet tegen je. Een kind dat zich moeilijk kan concentreren en dus slechte toetsen maakt op school. Een buur die net wat teveel lawaai maakt en niet erg vatbaar is voor de vraag of het wat minder kan. Everardus heeft in ons citaat vooral dat kleinere leed op het oog: het zijn “kruisjes” die je te dragen krijgt.
Het citaat zegt dat die kruisjes over ons zendt. Het is voor hem de God die in ons is, dus de liefhebbende God met wie we vertrouwd zijn. Het lijkt op de taal, die we ook in de Bijbel aantreffen, dat God ons beproeft, op de proeft stelt. Je mag dus zo spreken. Tegelijk zegt de Bijbel in de brief van Jakobus (Jak. 1,12-13) ook dat God ons niet beproeft of bekoort of verzoekt, maar dat de bekoring voortkomt uit onze eigen neigingen en begeertes. Dus moet je ook weer voorzichtig zijn in dezen. Maar als je God als vriend beleeft en je ziet ook de positieve kansen van de kruisjes, dan mag je het zo zeggen als het citaat van Everardus het doet.
De kans die de beproeving biedt is, dat je het (kleine) leed dat jou overkomt geduldig draagt. Dat is in onze samenleving geen populair advies. We willen graag alle problemen opgelost zien, liefst vandaag nog. Ik denk wel eens dat we daardoor meer lijden dan wanneer we geduldiger zouden zijn en dat ook de mensen die met ons samen moeten leven zo meer van ons lijden dan als we wat geduldiger zouden zijn. Maar wie de kruisjes geduldig draagt als beproeving van ons geduld, die maakt ze meteen tot deel van de omgang met de vriend die God is. Die vriend zal je niet laten vallen.
Dr. Jozef Wissink, pr.
(16) "Over een vreemde stof overwegen eischt geweldige moeite. Daarom is het noodig niet dikwijls van onderwerp te veranderen. Blijft men bij z’n thema, zoo raakt men ermee vertrouwd, is er tenslotte helemaal in thuis"
Deze keer gaat de tekst die het heilig Bruurke citeert over de geestelijke lezing. Bij de geestelijke lezing gaat het erom, dat je teksten en boeken kiest en leest met het oog op de voeding van je ziel, niet omdat je geleerd wilt worden of nieuwsgierig bent met het oog op interessante gesprekken met andere mensen. Veel auteurs wijzen erop, dat het er dus niet om gaat om je kennis van allerlei zaken uit te breiden, maar om dieper te laten doordringen wie God is en wie je zelf bent. Bij steeds meer uitbreiding van de stof waarschuwen de meeste auteurs tegen oppervlakkigheid. De auteur van vandaag heeft nog een ander argument: kennis maken met totaal vreemde onderwerpen kost veel energie. Wie meerdere keren hetzelfde boek leest, raakt ermee vertrouwd en is er tenslotte helemaal in thuis. Ik hoorde een keer over een monnik, die veertig jaar in de Vastentijd voor zijn geestelijke lezing hetzelfde boek koos, het boek “Merkstenen” van Dag Hammarskjold. Zijn abt zei over hem: “Hij is de man van één boek en is zo een wijze monnik geworden.”
Dr. Jozef Wissink, pr.
(15) "Wanneer gij in Gods Tegenwoordigheid zijt, laat u zelven dan opgaan in Hem … Tracht niet met woorden te bidden maar bemin Hem – hetgeen het verhevenste gebed is – en geef u geheel aan zijn welbe-hagen over, onverschillig of Hij vertroosting of dorheid overzendt."
Het citaat dat broeder Everardus heeft overgeschreven gaat over het gebed. De woorden “in Gods Tegenwoordigheid zijn” zijn eigenlijk een omschrijving van wat het hart van het gebed uitmaakt. Bidden is: Gods Tegenwoordigheid opmerken en zelf ook tegenwoordig zijn bij God. God is alomtegenwoordig, leerden we vroeger. Maar die tegenwoordigheid wordt niet altijd opgemerkt en vaak zijn wij zelf ook niet tegenwoordig, maar afwezig, verstrooid, cirkelend om wat we zelf graag willen of willen hebben.
Vroeger zei men vaak, dat bidden spreken met God is. Onze tekst spreekt dat tegen, althans voor waar het om het hart van het gebed gaat. Het hart is: stil worden bij God, God beminnen, God God laten zijn. In die liefde, in die minne heerst het “Uw wil geschiede”. Niet “luister, Heer, uw dienaar spreekt”, maar “spreek Heer, uw dienaar luistert”. En of het bidden dan heerlijk wordt of als dorheid aanvoelt, dat maakt niet uit. Uw wil geschiede.
Dr. Jozef Wissink, pr.
(14) "Laat ons naar ons eigen hart gaan, Laat ons luisteren en gehoorzamen. Vooral de verering bedoeld van God in-ons-tegenwoordig."
Biddend leven is aandachtig leven. Daarbij gaat het erom de wereld in stereo te horen : aan de ene kant met volle aandacht bij wat er gaande is om je heen en aan de andere kant in aandacht voor hoe je hart erop reageert. Zonder dat laatste ben je een oppervlakte-mens.
Nu is dat hart een dubbelzinnig gegeven. Het is aan de ene kant de plek van woede en haat, van begeerte naar rijkdom, roem, seks en wat niet al en ook een plek van angst. Dat hart moet je openleggen voor God, opdat Hij onze woede laat slijten, onze angst tot rust brengt, ons begeren matigt. Het is aan de andere kant de plek van verlangen naar liefde, vrede, het goede voor anderen en jezelf. Dat verlangen wordt in ons gewekt door de heilige Geest. En dan is het zaak om dat verlangen te gehoorzamen, op dat verlangen je leven in te richten. Dan is gehoorzamen aan je hart geen eigenzinnig je eigen wil doen, maar echte gehoorzaamheid aan de neerslag van Gods roepen in je hart.
Dr. Jozef Wissink, pr.
(13) "Als we in het diepste binnenste zijn, zijn we in God... Dwars door alle zorgen heen in die eenzaamheid om je over te geven aan de H.Geest, opdat Hij je omvorme in God... (wat is dat eenvoudig)..."
Eenzaamheid is een dubbelzinnig verschijnsel. Er is de eenzaamheid van dat je geen contact kunt maken, dat je geen vriend of vriendin hebt, dat je geen bezoek krijgt. Dat is schrijnend pijnlijk. Er is ook de eenzaamheid die optreedt, als jij een besluit moet nemen, dat niemand anders voor je nemen kan, als jij gevraagd wordt om ergens “ja” of “ nee” tegen te zeggen, wat niemand anders voor je doen kan. Ook die eenzaamheid kan schrijnen en pijn doen, maar tegelijk is het een goede eenzaamheid, een plaats waar je jezelf tegenkomt. Op die plek ben je in jouw diepste binnenste.
Het is de plek, waar je openstaat voor wat groter is dan jezelf, voor het geheim van God, waar je ook open en bloot staat voor God. Het citaat van Everardus zegt zelfs, dat je daar in God bent. Ook al blijft God een verborgen God, je bent in Hem. Als je daar openstaat voor het Geheim van het Leven, geef je je over aan de heilige Geest. Het besluit dat je nemen moet zal echt jouw besluit zijn, maar het is tegelijk een meewaaien in de richting waarin de Liefde je waait. Waar dat gebeurt word je omgevormd in God: je hart wordt ruimer, pijnlijk ruim en heerlijk ruim. Je wordt eenvoudig, niet meer ingewikkeld, een mens uit één stuk.
Dr. Jozef Wissink, pr.
(12) "Een zwakheid die wij gevoelen, en die ons vernedert, is ons van groter nut, dan een engelachtige deugd, die wij ons met zelfbehagen zouden toeschrijven, als ware ze ons eigendom...."
Daarom het advies: eigen je niets toe. In het citaat leert broeder Everardus, dat dit advies niet alleen opgaat voor materiële bezittingen, maar ook voor goede eigenschappen, zoals goede deugden. Je kunt nog beter een zwakke eigenschap hebben, wanneer die je in je eigen oog (en in het oog van anderen ook!) omlaag haalt dan een deugd, wanneer je daar arrogant van wordt. Mensen die erg met zichzelf ingenomen zijn hebben inderdaad vaak iets onuitstaanbaars. Wie weet dat hij het van Gods genade en barmhartigheid moet hebben, zal ook een medebroeder of -zuster niet zo gauw veroordelen.
Dr. Jozef Wissink, pr.
(11) "Eigen u nooit iets toe: niet alleen geen bijval of talenten, maar zelfs geen inwendige gaven. Uw goede wil is niet minder een gave der barmhartigheid dan het bestaan en het leven... alles is geleend goed."
Eigen u nooit iets toe: niet alleen geen bijval of talenten, maar zelfs geen inwendige gaven. Uw goede wil is niet minder een gave der barmhartigheid dan het bestaan en het leven…
alles is geleend goed. Met de talenten worden gewone, natuurlijke vermogens bedoeld, bijvoorbeeld dat je een scherp intellect hebt of dat je een hartelijk karakter hebt of dat je goed kunt luisteren. Bij de innerlijke gaven denkt Everardus aan genadegaven van Godswege. Dat je smaak hebt in het gebed, dat je blijft hopen op God, ook als dingen hopeloos lijken. De schrijver noemt hier “de goede wil” apart. Dat is dat je wil op het goede gericht staat en weerstand biedt aan het kwaad.
Broeder Everardus leest hier in lijn met de heilige Franciscus zelf, die zegt dat we alle goede dingen “aan God moeten terug geven”. Dat wil zeggen dat je ervoor dankt, maar ook dat je weet dat ze van God stammen, maar ook van Hem blijven. Als God je een moment zou loslaten, liep jij er arrogant mee te pronken, alsof ze van jou waren en was je ze vanwege de hoogmoed al weer kwijt.
Dr. Jozef Wissink, pr.
(10) "Doe daarom vooreerst alles tot Zijn eer: breng de eer van al het goede dat in u is, en dat door uw handelingen wordt bewerkt, tot Hem terug.... om Gods goedheid te danken.... om Gods liefde te verheerlijken...."
Vanouds is de eer van de mens een belangrijk thema. Je goede naam is je wat waard. Als jij iets goeds hebt gedaan en iemand anders gaat met de eer strijken, dan doet dat zelfs pijn: het is onrechtvaardig. Je kunt er kwaad om worden. Er bestaat zelfs zoiets als eerwraak. Ditmaal een citaat dat broeder Everardus heeft overgeschreven, dat alles moet draaien om de eer van God en dat je zelfs voor het goede dat je gedaan hebt God de eer moet geven. Op de achtergrond staat de gedachte, dat God ook de oorzaak is van het goede dat je doet en dat je inderdaad zelf doet. Want God heeft jou ertoe verlokt om het goede te doen, dat je zelf deed. Everardus hoefde de eer daarvoor niet. Hij was allang blij dat er goeds gebeurde, ook door hem. Hij dankte er Gods goedheid voor. Ik maakte het een keer mee, dat er zoiets gebeurde rondom een huwelijksjubileum. De vrouw prees haar man, omdat het zo’n goede vent was. Toen ik de man aankeek, wat die lof hem deed, zei hij simpel: dat was toch niet zo moeilijk met zo’n vrouw. Die man hield de liefde van zijn vrouw hoog (hij “verheerlijkte” haar).
Dr. J. Wissink, pr
(9) "Elk schepsel is erop gericht, bij te dragen tot de uiterlijke glorie der goddelijke Majesteit. Dat doet elk schepsel, door zo volmaakt mogelijk te beantwoorden aan de wetten van zijn wezen, door God zelf daarin gelegd.”"
God wordt in dit citaat geschilderd als een koninklijke gestalte: met majesteit en glorie. Glorie slaat erop, dat iemand gewicht heeft, echt wat voorstelt, eer waard is. God heeft zijn innerlijke glorie: Hij heeft echt gewicht in Zichzelf en weet daarvan. Maar God wil dat Zijn glorie ook uiterlijk, in de schepselwereld weerspiegeld wordt. Als dat gebeurt, dienen de schepselen ertoe dat wij, als mensen, zien dat God inderdaad groot is en Hem de eer brengen die Hem toe komt. De dode dingen en de levende schepselen weerspiegelen Gods glorie gewoon door te zijn wat en wie ze zijn. Een hond is een goede hond door gewoon hond te zijn. Een diamant laat iets van Gods schoonheid zien door te stralen als diamant. Een mens weerspiegelt Gods glorie door echt mens te zijn. Dat gebeurt, waar we een goede mens worden. Dat gebeurt, waar we God loven eren, mede namens de andere schepselen.
Dr. J. Wissink, pr
(8) “Men moet veel verdragen, veel ontberen, veel lijden en zich voorbereid houden op alles wat hard valt; met gelijk humeur, de duisternis en het licht, bekoringen en de vrede van de ziel, bitterheid en vreugde aannemen...”
Broeder Everardus gaat ervan uit, dat je op beproevingen stuit, wanneer je een taak hebt gekregen. En elke christen heeft een taak in deze wereld. Ieder afzonderlijk en wij samen moeten de hoop levend houden in onze wereld, moeten liefdevol met mensen omgaan, moeten elkaars nood zien en bereid zijn tot solidariteit en geduld met elkaar. Wie dat ernstig neemt, kan er moe van worden, kan voor arrogant uitgemaakt worden, kan af en toe vrezen dat het eigen geluk erbij inschiet.
En dan pleit Everardus voor wat wel eens “heilige onverschilligheid” genoemd wordt. Dat is niet, dat je onverschillig bent ten aanzien van mensen. Het gaat erom, dat wat God wil met mij, met ons en met onze wereld zozeer op de eerste plaats komt, dat het voor jou van minder belang wordt wat er vervolgens gebeurt. Of het nu duister wordt of licht, of er narigheid van komt of hele mooie dingen, als Gods wil maar geschiedt. Dat kan je houding worden, als je eerst het Koninkrijk Gods zoekt en daarna wel verder ziet.
Dr. J. Wissink, pr
(7) “God wil, dat ge uit uzelf treedt; dat ge iedere gedachte, die u bezighoudt, loslaat, om u in die eenzaamheid terug te trekken, die Hij Zichzelf heeft uitgekozen in het verborgene van uw hart. Dáár is Hij altijd, al gevoelt gij het niet. Hij wacht op u.”
In de Zenmeditatie, zegt men, dat je alles wat er zich in je afspeelt moet waarnemen, zonder het te voeden. Wie waarneemt, dat hij kwaad is en in de boosheid gaat zitten, kan zich al helemaal voorbereiden op alles wat hij de tegenstander wil gaan zeggen. Daarmee heb je God buitengesloten van je bidden: je bent met jezelf bezig. Waarnemen zonder te voeden is: wat er in je aanwezig is loslaten. Onder al het gedoe, waarmee we ons druk maken, kan het eenzaam lijken, maar het is de plek, waar rust te vinden is, waar God op ons wacht.
Dr. J. Wissink, pr
(6) Wanneer men geheel overgegeven is aan God, dan is alles welgedaan. Men wil zonder voorbehoud wat God wil en zich niet doordringen in de toekomst. Maar wat het tegenwoordige betreft, legt men zich toe Gods heilige Wil te volbrengen." (2)
Broeder Everardus heeft deze tekst overgeschreven of hij heeft wat hij gelezen heeft samengevat in deze woorden. Het centrale in het gelovige leven is dat een mens leeft in vertrouwvolle overgave aan God. Die deugd houdt ook in dat men leeft in een soort staat van gehoorzaamheid, want van liefde. Augustinus zei al: heb lief en doe vervolgens wat ge wilt.
Die staat is aan de ene kant passief: men wil wat God wil en is niet nieuwsgierig naar wat God met je voorheeft. Of je wel in de hemel komt en of je wel geacht zult worden en of het bidden wel goed zal gaan. Tegelijk is die gehoorzaamheid actief: zodra je iets bepaalds als Gods wil onderkent, ga je het meteen doen. Zo leven is een eenvoudig, transparant en constant leven.
Dr. J. Wissink, pr.
(5) "Wanneer men geheel overgegeven is aan God, dan is alles welgedaan. Men wil zonder voorbehoud wat God wil en zich niet doordringen in de toekomst. Maar wat het tegenwoordige betreft, legt men zich toe Gods heilige Wil te volbrengen." (1)
Dit citaat uit het verlangen van het Heilig Bruurke om… zijn leven volledig in handen te leggen van God, maar ook om in het hier en nu te leven. In onze tijd – waarin ons jachten en jagen, mede door alle digitale mogelijkheden, enkel maar groter is geworden – kunnen we aan dit verlangen steun ontlenen.
Br. Hans-Peter Bartels ofm
(4) "‘Ontvang gij mij dan in uw hart en laat mij rusten in de armen uwer ziel; zorg alleen voor hetgeen onze liefde kan vermeerderen’. Mij is de tijd aangenaam wanneer gij Martha zijt, maar ik wil veel meer dat gij Maria zijt en al de macht van de wereld en van de hel die tegen u gewapend is zal niets tegen u vermogen"
Dit citaat geeft uitdrukking aan het verlangen van het Heilig Bruurke om in zichzelf te keren, om God te ontvangen in zijn eigen kern, zijn ziel. Broeder Everardus verwijst hier naar het bezoek van Jezus aan Martha en Maria (Lukas 10,38-42). Het is goed om te werken, maar als biddende broeder legt Everardus het accent op het ‘luisteren’ naar God in zijn binnenste. Wie werkt en bidt ontvangt kracht om alles te doorstaan. Is het geen mooie levenshouding die het Heilig Bruurke ons biedt?… Zorg alleen voor hetgeen onze liefde kan vermeerderen.
Br. Wim Pot ofm
(3) "Houdt wel in uw geheugen deze grote waarheid: degene die niets hoopt, zal niets bekomen, degene die weinig hoopt, zal weinig bekomen, degene die alles hoopt, zal alles bekomen."
Dit is een citaat (auteur onbekend) dat Everardus overschreef. Het laat zien dat hij hoopvol in het leven wil staan. Het is goed om te blijven hopen.
“Jezus zachtmoedig en ootmoedig van Harte,
maakt mijn hart gelijkvormig aan het Uwe.”
Hierin is de liefde van Broeder Everardus voor Jezus aan het woord. In zijn gedachten en gebed wilde hij zich steeds meer met Jezus verbinden.
Br. Wim Pot ofm
(2) "Denk vooral aan de tegenwoordigheid van God in uw ziel"
’t Heilig Bruurke noemt dat het fundament van ons geestelijk leven. Wie zich bewust is dat God in de ziel aanwezig is, zal daardoor een ander mens worden. Ik maak even de vergelijking met mensen die zich bepaalde vrienden uitzoeken. Daar neem je iets van over
en daar wordt je door beïnvloed. Bij Everardus was God een levende realiteit, levendig in zijn bewustzijn. Hij leefde met Hem samen. Everardus richtte zich daar ook op. Vandaar dat hij schrijft: denk aan de tegenwoordigheid van God in uw ziel. God is er al, je moet er alleen wel aan denken te midden van de dagelijkse dingen die je aandacht vragen. God is altijd al bij ons, en Hij zal altijd bij ons zijn. Dat laatste vieren we met Pasen, omdat er voor God geen dood is. Dan zullen we met een verrezen lichaam bij Hem zijn. De eenvoudige broeder laat zich hier als geestelijk leidsman zien, het navolgen waard: “Denk vooral aan de tegenwoordigheid van God in uw ziel”.
Br. Wim Pot ofm
(1) "Brengt vrees en twijfel u dichter bij God en volmaaktheid dan is ze gezond... ’t is onmogelijk om kalm te zijn, zoolang men vreest zijn rust te verliezen..."
Angst, vrees en twijfel, kunnen een mens onrustig maken. Wie weet dat niet uit eigen ervaring? Broeder Everardus wist dat ook vanuit zijn eigen leven en door de mensen die bij hem aanklopten. Broeder Everardus wist ook onderscheid te maken. Er is vrees en twijfel die vruchtbaar is en die bij het leven hoort. Vrees en twijfel die voorzichtig maakt, die niet verlamt, maar gevoelig maakt. Vrees en twijfel die valse zekerheden los wikt en die er toe uitnodigt om je vertrouwen te stellen op vaste grond, op God. Als men vreest zijn rust te verliezen draai je rond in een cirkel. Weglopen voor onrust doet meer kwaad dan proberen om er mee om te gaan.
Br. Wim Pot ofm