Bidden in franciscaans perspectief
Heilig Jaar tegemoet met Jaar van Gebed
Het Vaticaan heeft 2024 uitgeroepen tot Jaar van Gebed. Dit ter voorbereiding op het Heilig Jaar 2025. In de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland zal het Jaar van Gebed vanaf de Veertigdagentijd gestalte krijgen.
“Bidden brengt je tot authenticiteit ontdaan van franje”
Elke 25 jaar viert de Rooms-Katholieke Kerk een zogeheten Jubeljaar of Heilig Jaar. Dit is een oude traditie om schoon schip te maken en met nieuwe energie de toekomst tegemoet te treden. De traditie gaat terug op het Joodse jubeljaar, dat volgens het gebod in Leviticus (25,8-55) elke 50 jaar gevierd moest worden. Slaven en gevangenen werden vrijgelaten, schulden kwijtgescholden en land aan de rechtmatige eigenaar teruggegeven. Het gebruik, voor zover ooit werkelijk plaatsgevonden, stamt uit lang vervlogen tijden; zelfs de profeet Jeremia noemt het als een gebruik uit een ver verleden.
Het laatste reguliere (christelijke) Heilig Jaar was het millenniumjaar 2000. Net als destijds heeft het Vaticaan als voorbereiding op dat Jubeljaar een thema voor het voorafgaande jaar vastgesteld. In 2024 is dat het gebed.
De afzonderlijke bisdommen zullen rond het thema ‘gebed’ dit jaar eigen initiatieven ontplooien. Landelijk werkt een interdiocesane werkgroep Heilig Jaar aan enkele publicaties over bidden. Zo zal het Onze Vader worden uitgediept in relatie tot het thema van het Heilig jaar 2025: ‘Pelgrims van hoop’. Het Jaar van Gebed start in Nederland vanaf de Veertigdagentijd, op Aswoensdag 14 februari.
Franciscaans gebedsleven
Hoewel franciscaanse spiritualiteit eerder geassocieerd wordt met praktische dienstbaarheid en diaconie, is het gebedsleven daarbinnen niet minder essentieel. In zijn Geschriften verwijst Franciscus voortdurend naar het belang van het gebed als vorm van dankzegging, lofprijzing en leidraad voor het leven.
Zo staat het gebed ook aan het begin van Franciscus’ eigen spirituele ‘loopbaan’. Als jonge man op zoek naar zijn bestemming bad hij graag in eenzame grotten en kerken. En het was biddend in het kerkje van San Damiano dat hem zijn levensopdracht toevalt: “Ga, en herstel mijn huis.”
Goeddoen en gebed worden in de Geschriften steeds in een adem genoemd. “Nietsdoen is de vijand van de ziel”, schrijft Franciscus. “Daarom moeten dienaren van God zich altijd met ijver toeleggen op gebed of goede daden.”
In de discussie over de mate waarin broeders zich aan studie mogen wijden schrijft Franciscus in een brief aan broeder Antonius: “Ik keur het goed dat u de heilige theologie aan de broeders onderwijst, als u maar bij dit onderricht de geest van gebed en toewijding aan God niet uitblust.”
Iets soortgelijks komen we tegen bij Clara waar zij in haar regel schrijft dat de werkzaamheden van de zusters “het gebed niet moeten uitblussen”.
Geestesgesteldheid
Gebed vraagt om een bepaalde geestesgesteldheid: nederig, geduldig, eenvoudig. “Gelukkig wie arm is van geest” en “Laten wij… God liefhebben en Hem aanbidden met een zuiver hart en een zuiver verstand”, schrijft Franciscus met verwijzing naar het evangelie. “Zuiver van hart zijn zij die het aardse verachten en het hemelse zoeken”, staat er dan enigszins vreemd voor moderne oren. Tegelijk getuigt de tekst van een modern aandoend inzicht: wie streng is voor het lichaam en zich overgeeft aan versterving, maar tegelijkertijd zich ergert of opwindt om een woord dat het ego lijkt te kwetsen is niet ‘arm van geest’.
Bidden staat haaks op huichelarij of zaken mooier voorspiegelen dan ze zijn. Je medemens kun je een rad voor de ogen draaien. In het gebed, voor God, heeft dat geen enkele zin. Bidden brengt je tot authenticiteit ontdaan van iedere franje.
Dat gebed niet om fanatieke ijver, maar eerder om een ontspanning vraagt, wordt mooi geïllustreerd in het verhaal over Franciscus en de valk. Als Franciscus zich op de berg La Verna heeft teruggetrokken om te bidden en te vasten, komt een valk hem ’s nachts wekken voor het nachtelijk gebed, tenzij Franciscus ziek of zwak is… dan laat de valk hem slapen.
De hang naar een eenvoud, juist ook in gebed, komt ook naar voren in Franciscus’ kortste en meest geliefde gebed: “Deus meus et omnia” (Mijn God en mijn al). Zo eenvoudig kan het bidden zijn: het gebed wordt een soort mantra.