Indrukwekkende en mooie momenten

Broederlijk bezoek aan Papoea (Indonesië) – Deel 1

Op maandag 23 oktober vertrokken de broeders Theo van Adrichem en Piet Bots vanuit Amsterdam naar Indonesië voor een broederlijk bezoek aan de provincie van Papoea. In een vlucht van ongeveer veertien uur vlogen zij direct naar Jakarta. Hier volgt het eerste deel van hun verslag.

Per Bajaj door Jakarta.

Papoea is een provincie van Indonesië gelegen op de westelijke helft van het eiland Papoea-Nieuw-Guinea. Veel Papoea’s beogen onafhankelijkheid.

De medebroeder die ons zou komen ophalen had een verkeerd uur van aankomst doorgekregen. We moesten dus ons eigen plan trekken en dat vonden we een leuke uitdaging. Als openbaar vervoer kozen we voor de trein, die we na enig zoeken vonden. Aangekomen op een van de grote stations van Jakarta namen we voor het laatste stukje een ‘bajaj’ (bij ons meer bekend als tuktuk). Zo werden we direct ondergedompeld in het leven van de grootstad, met de oude en armere huizen pal langs de spoorlijn enerzijds en met zijn brede wegen en kolossale bouwwerken anderzijds.

Op het provincialaat aangekomen werden we hartelijk ontvangen door de aanwezige broeders, waaronder Martin Olsthoorn, die voor controle in het ziekenhuis enkele dagen in Jakarta was. Op onze terugreis vanuit Papoea zullen wij enkele dagen in Jakarta verblijven en dan zullen we hem uitgebreider treffen.

Op de tweede dag van ons verblijf in Jakarta zouden we pas later in de avond doorvliegen naar Papoea. Dat gaf ons de gelegenheid om een medebroeder te bezoeken in de pastorie naast het provincialaat. Het gaat om een grote parochie, waar twee broeders werkzaam zijn. Een bijzondere vorm van pastoraat zijn vieringen bij mensen thuis bij bijzondere gelegenheden van jubilea. Dat kost veel tijd, maar tegelijk is het ook een manier om mensen in hun thuissituatie te ontmoeten in een kring van naasten.

Armere gebieden

In een krant valt ons oog op een artikel over Papoea. De huidige president Wido Jokowi heeft bij zijn aantreden, vijf jaar geleden, aangegeven dat hij bijzondere aandacht zou geven aan armere gebieden om de leefomstandigheden van mensen daar te verbeteren. Daarbij had hij uitdrukkelijk ook Papoea voor ogen.

Het artikel gaf aan dat er in Papoea inderdaad betere voorzieningen waren gekomen, met name op het punt van infrastructuur: wegenaanleg om de toegankelijkheid van afgelegen gebieden te verbeteren en aanleg of verbetering van vliegvelden. Maar het artikel gaf ook aan dat de levensomstandigheden van de autochtone bevolking – met name qua inkomen – nauwelijks verbeterd zijn in de laatste vijf jaren. Degenen die er wel baat bij hebben gehad zijn grotere bedrijven en mensen die van andere eilanden naar Papoea zijn toegekomen.

Ik hoorde ook wel zeggen dat er geprobeerd is om bepaalde programma’s te ontwikkelen voor de oorspronkelijke bevolking van Papoea maar dat die geen effect hebben gehad.

De overheid stimuleert transmigratie naar Papoea met de bedoeling om daar een meer gemengde bevolking te krijgen en zo het streven naar onafhankelijkheid de wind uit de zeilen te nemen. Bewoners van andere eilanden kunnen een stuk land van enkele hectaren krijgen, met een huis en een startbedrag. Er zijn heel wat mensen die op dat aantrekkelijke aanbod zijn ingegaan.

Opvallend is de grote militaire aanwezigheid in Papoea, met veel posten verspreid over het land. Officieel bedoeld om de rust te bewaren, maar door oorspronkelijke bewoners ook ervaren als bedreiging. Papoea’s voelen zich miskend en achtergesteld.

Vervuilde lucht

Piet en ik maken de eerste en de tweede dag in Jakarta enkele wandelingen in de omgeving van het provincialaat, een gebied met veel bedrijven en instellingen. We ervaren aan den lijve de slechte kwaliteit van de lucht. Vlak voor vertrek uit Nederland was er het bericht dat Jakarta boven aan de lijst staat van steden met vervuilde lucht. Er is ontzettend veel autoverkeer. De overheid probeert daarin te sturen.  Door het autorijden op bepaalde dagen en tijden te beperken: op bepaalde dagen zijn auto’s met een even kentekennummer toegestaan en dan weer auto’s met een oneven kentekennummer. Op bepaalde uren word je bekeurd als je alleen in een auto zit en niet aan carpooling doet. Autorijders vinden vaak een manier om die voorschriften te ontduiken.

Er zijn ook onnoemelijk veel kleinere motoren op de weg. Geleidelijk aan echter rijdt een groter aantal daarvan op elektriciteit.
Ten slotte is er de poging om het openbaar vervoer te stimuleren met goede busverbindingen op speciale busbanen. Maar dat zet nog steeds weinig zoden aan de dijk.

Op woensdagavond vertrekken we laat in de avond naar Timika op Papoea. Via een overstap in Makkassar, op het eiland Sulawesi, komen we daar op donderdagmorgen aan. De gardiaan haalt ons op van het vliegveld. Bij aankomst treffen we broeder Gabriël Ngga, die tot september provinciaal was en nu teruggekeerd is naar de plek waar hij vele jaren als pastor werkzaam is geweest. Waar hij heel content mee is.

Meubels

In Timika zijn twee communiteiten van elk drie broeders. Beide communiteiten zijn verbonden aan een parochie, één in het centrum en een ander meer aan de rand van de stad. Die laatste heeft veertien staties ofwel bij-kerken. Het is een gebied met veel werkloosheid, ook onder jongeren. In een oud gezondheidscentrum bij de parochie, dat al een langere tijd leeg stond, is nu een centrum voor jongerenactiviteiten. Een groep jongeren had zelf het voorstel gedaan om zoiets op te zetten. Uiteindelijk is onder duidelijke voorwaarden het beheer aan de initiatiefgroep toevertrouwd. En dat pakt bijzonder goed uit. Een van de medebroeders verstaat de kunst om de jongeren vertrouwen te geven én tegelijk ook te begeleiden.

We werden ook meegenomen naar een plek waar een medebroeder betrokken is bij een ander jongerenproject. Inspelend op de grote mate van werkloosheid onder hen is er een project opgezet om meubels te maken. Jongeren kunnen daarin participeren, inkomsten verwerven en vaardigheden aanleren, waarmee ze later zelf verder kunnen gaan. We hebben de mooie resultaten van hun werk gezien, maar nu is het punt de verkoop van de meubels. Het project dat zeer gemotiveerd en met enthousiasme is opgezet, dreigt te verzanden door gebrek aan organisatorische kwaliteiten en goede promotie.

In de vroege vrijdagmorgen horen we sirenes op straat. Later blijkt dat er vlakbij in de buurt iemand vermoord is: het slachtoffer is een lokale bewoner, de dader is afkomstig van de Kei-eilanden. Er is veel politie op de been, om te voorkomen dat de spanningen tussen leden van deze verschillende stammen oplopen en tot meer geweld leiden.

De overheid stimuleert transmigratie naar Papoea. Met een meer gemengde bevolking hoopt men het streven naar onafhankelijkheid de wind uit de zeilen te nemen.

Onthaal door roeiers in rituele uitdossing en met beschilderde gezichten.

Op bezoek bij broeder bisschop Aloysius Murwito.

In de twee dagen dat we met bisschop Aloys optrekken, merken we hoezeer hij bekend en geliefd is bij veel mensen.

Mangrovebossen
Wij vertrekken die vrijdagmorgen naar Agats. Een vlucht van minder dan een uur. Daar staat medebroeder bisschop Aloysius Murwito (73 jaar en al 21 jaar bisschop) ons op te wachten. We zitten hier in een deltagebied, moerassig en vol mangrovebossen. Alle vervoer gaat over water. We stappen in een boot, die ons in een klein half uur naar Agats brengt.

Alle gebouwen en ook de wegen van die stad staan op palen. Vanouds zijn die palen en het wegdek van hout, maar nu steeds meer van cement. Er is geen autoverkeer mogelijk; ieder gaat te voet of rijdt op een kleine motor, nu veelal elektrisch aangedreven. Er rijden mensen op motoren rond, die je kunt aanschieten en die je voor een klein bedrag naar je plaats van bestemming brengen.

Piet en ik worden ondergebracht in een klein hotel, dat gerund wordt door het bisdom. Bedoeld als bron van inkomsten. De maaltijden zullen we meestal bij de bisschop gebruiken. In de namiddag bezoeken we een museum dat op initiatief van bisschop Aloysius is opgericht om de bijzondere cultuur van houtbewerking van de Agats te kunnen tonen. Bekend zijn vooral de palen waarin de stamouders zijn uitgesneden. Ieder jaar is er in de maand oktober een festival waarvoor kunstenaars vooral houtsnijwerk of andere kunstuitingen kunnen aanleveren. Die inzendingen worden beoordeeld en de beste kunstwerken worden toegevoegd aan de collectie.

Op zaterdagmorgen 28 oktober vieren we de eucharistie in de kapel van de zusters van Thüne/Denekamp, die op het terrein van het bisdom wonen. Mijn verjaardag wordt herdacht in de viering en bij het aansluitende ontbijt is er een verjaardagscake.

Kampong

In de loop van de morgen vertrekken we per speedboot naar een kampong op zo’n uur varen.
Vlak voordat we de kampong bereiken, wacht ons een bijzonder welkom. Van twee kanten van de brede rivier komen zes of zeven kano’s aangevaren. In die kano’s staan een aantal roeiers in rituele uitdossing en met beschilderde gezichten. Onder luide kreten komen ze op ons af en manoeuvreren hun kano’s langs onze speedboot. We worden uitgenodigd om in een kano over stappen en zo varen we in een brede stoet naar de Kampong, waar een grote groep mensen staat te wachten. In een stoet lopen we over de houten paden op palen naar een groot gemeenschapshuis. Daar wordt eerst een welkomstritueel voltrokken onder luid geroep en getrommel. Dan volgen er over en weer woorden van de stamoudste, de bisschop en ook ik mag iets zeggen. Een heel bijzondere belevenis.

In deze kampong wonen en leven 2000 mensen, verdeeld over drie deel-kampongs. Mensen leven er vooral van vis en van sago die zij in de omgeving gemakkelijk kunnen vinden. Het meest noodzakelijke is voorhanden en er is bij velen weinig motivatie om zich in te spannen voor iets anders of iets extra’s.

Er is een basisschool. Voor zulke afgelegen scholen zijn er moeilijk leerkrachten te vinden, zeker als het om gekwalificeerde gaat. Het niveau van het onderwijs in afgelegen streken is dan ook vaak uiterst mager.

In de kerk van deze kampong zijn twee medebroeders werkzaam. Het wonen te midden van hen schept verbintenis, maar het is tegelijk een opgave om in deze kleine wereld gaande en staande te blijven.

Internaatsgebouwen

Op zaterdagnamiddag bezoeken we onder begeleiding van bisschop Aloys een project dat hij in gang heeft gezet: een college voor de drie hoogste jaren van het middelbaar onderwijs. Deze school is bedoeld voor leerlingen vanuit de afgelegen kampongs in de omgeving van Agats. Daarom zijn er twee internaatsgebouwen: één voor meisjes en één voor jongens. Hij wil kinderen uit de kampongs de gelegenheid geven voor goed onderwijs. Er wordt rekening mee gehouden dat hun voorafgaande scholing zwak was. Zeer gemotiveerde leerkrachten gaan met hen aan de slag.

In de twee dagen dat we met bisschop Aloys optrekken, merken we hoezeer hij bekend is en geliefd bij veel mensen. En ook hoe hij mensen op het spoor is gekomen die hem op allerlei manieren steunen en hun diensten voor hem willen inzetten. Hij wordt broos van gezondheid en beweegt niet meer zo gemakkelijk, maar is vol aandacht en ijver voor de goede zaak en heeft humor.

Zondagmorgen gaan we te voet met hem naar de kathedraal. Hij vindt het fijn dat Piet en ik in pij meegaan en stimuleert dat ik concelebreer. Zelf zit hij gewoon in de kerk. Op het einde van de viering word ik uitgenodigd om nog iets tot de gemeenschap te zeggen. En als ik eindig met de inleiding op de zegen over de gemeenschap, komt hij uit de bank om rustig naar voren te lopen, waar hij de zegen uitspreekt. Indrukwekkende en mooie momenten.

In de Kampong staat een grote groep mensen ons op te wachten.

In de kampong wonen twee medebroeders te midden van de bevolking. Dat schept verbintenis, maar het is tegelijk een opgave om in deze kleine wereld gaande en staande te blijven.

Gerelateerde nieuwsberichten