Pieter Cornelis Jozef van Velzen (1911 – 1990) was een Nederlands beeldhouwer, glazenier en schilder. Hij was een zoon van Pieter Cornelis van Velzen, bakker in Weesp, en Petronella Maria Antonia Tholen. In 1941 trouwde hij met Secunda Veronica Maria Langehenkel (1905-1993). Uit dit huwelijk werd een dochter geboren, die als schilderes werkt onder de naam Unamore.
Van Velzen trad aanvankelijk in zijn vaders voetsporen en werd banketbakker. Hij werd in 1937 toegelaten tot de Rijksacademie voor beeldende kunsten in Amsterdam, waar hij les kreeg van Jan Bronner, Heinich Campendonk en Johannes Hendricus Jurres. Door de Tweede Wereldoorlog moest hij zijn studie onderbreken. Hij weigerde zich aan te melden bij de Kultuurkamer en nam in die tijd de leiding over zijn vaders bakkerij op zich.
Na de oorlog rondde hij zijn studie af. Van Velzen vestigde zich in 1947 als schilder in Nieuw-Loosdrecht. Twee jaar later kreeg hij een opdracht voor een acht meter hoog glas-in-loodraam voor de Papegaai in de Amsterdamse Kalverstraat. In 1950 had hij zijn eerste solotentoonstelling bij de kunstzaal Van Lier.
Van Velzen maakte onder meer glas-in-loodramen, schilderijen, kruiswegstaties, muurschilderingen en devotiebeelden. Hij voerde zijn werk zelf uit. Van Velzen werd met Aad de Haas en Jaap Min in de jaren vijftig gezien als een vernieuwer in de kerkelijke kunst. Hij was in die tijd artistiek adviseur bij het Gooisch Scheppend Ambacht. Vanaf de jaren tachtig richtte hij zich vooral op zijn schilderwerk.
De kunstenaar overleed kort voor zijn 79e verjaardag in 1990.
(Bron: Wikipedia)