“Ik heb elke dag contact met de broeders in Syrië. De situatie in Damascus is vrij rustig, omdat de stad niet erg zwaar getroffen is. De broeders bieden daar wel onderdak aan daklozen afkomstig uit de zwaarder getroffen gebieden.
De situatie in Aleppo is ernstiger. Want in Aleppo kwam het verwoestende geweld van de aardbeving bovenop de vernietiging van de al meer dan tien jaar durende oorlog. Dat was de genadeklap voor veel gebouwen die al waren verwoest door mortieren, bommen enzovoort. Ongeveer vierduizend mensen worden daar nu elke dag geholpen door onze broeders, onder leiding van broeder Bahjat Karakach.
De daklozen in Aleppo zijn ondergebracht in het Terra Sancta College en de faciliteit van Er-Ram. Er was ook onmiddellijk behoefte aan opvang in havenstad Lattakia; daar zijn velen ondergebracht in parochiezalen. In alle steden is het niet alleen een kwestie van onderdak. Al die mensen moeten ook gevoed worden. Alleen al in Aleppo delen de broeders dagelijks 4.000 maaltijden uit.
Welke van de gemeenschappen in Syrië zijn het hardst getroffen?
Het meest dramatisch is de situatie in de dorpen in de Vallei van de Orontes, in de regio Idlib, omdat dit het moeilijkst te bereiken gebied is en de aardbeving was daar het meest verwoestend. De omstandigheden zijn er exponentieel verergerd, vanwege het isolement waar het gebied al in verkeerde en omdat het onder controle staat van de jihadisten.
De Custodie van het Heilige Land werft fondsen voor Syrië. Kunt u iets vertellen over hoe deze hulp de broeders en de Syrische bevolking kan helpen?
Met de economische en financiële hulp kunnen de Syrische broeders basisgoederen kopen die in deze situatie van fundamenteel belang zijn. In Aleppo helpt de regering onze gemeenschap al met dieselolie, gas en voedsel. Het verdelen van vierduizend maaltijden per dag is een uiterst moeilijke missie. Als ik een grap mag maken: Jezus vermenigvuldigde brood en vis voor 5.000 mensen, maar hij deed het twee keer. Hier moeten we elke dag voor al die mensen zorgen. Door de fondsenwerving kan iedereen zijn steentje bijdragen.
Natuurlijk, wij zijn de Verenigde Naties niet. Wat we doen is een druppel op een gloeiende plaat. Niettemin, die paar honderd mensen die we helpen hebben voorlopig een dak boven hun hoofd, een deken en een warme maaltijd.
En dan: de solidariteitsacties op zichzelf zijn zeer ontroerend. De afgelopen dagen nam een theatergezelschap uit een kleine stadje uit de Italiaanse regio Trentino contact met me op omdat ze de opnames van een toneelstuk wilden doneren aan de slachtoffers van de aardbeving. Het is een teken dat mensen gevoelig zijn en dat iedereen kan helpen.
We begrepen dat enkele broeders op het punt staan om te vertrekken naar Aleppo om daar de franciscaanse gemeenschap te ondersteunen.
Er vertrekken inderdaad enkele jonge broeders, die daar hun diensten gaan aanbieden. Ikzelf zal zo snel mogelijk proberen de broeders te bezoeken om hen aan te moedigen en de lokale bevolking een hart onder de riem te steken.
Wat betreft het delicate onderwerp van de sancties ten aan zien van de regering in Damascus. U hebt onlangs voorgesteld te kiezen voor een intelligente oplossing en die sancties te beperken. Denkt u dat we in deze richting gaan?
De Verenigde Staten hebben al besloten om de sancties voor 180 dagen op te schorten en dat is iets heel positiefs. Laten we hopen dat Europa hetzelfde doet en vooral de sancties die humanitaire hulp hinderen opschort. Op dit moment zijn dergelijke sancties immoreel en onmenselijk, omdat ze gewone mensen, burgers en de zwakste bevolkingsgroepen treffen.
De situatie in Syrië was al kritiek vóór de aardbeving: mensen leven daar met 50 dollar per maand, met brandstof en elektriciteit op rantsoen. Hoeveel van ons zouden zich in zo’n situatie nog kunnen verzetten? Hoeveel van ons zouden in staat zijn om met één of twee uur elektriciteit per dag te leven? Of met gerantsoeneerd brood? We moeten de dingen bekijken vanuit het oogpunt van de menselijke waardigheid.
Wat heeft u afgelopen tijd het meest getroffen aan deze buitengewone en dramatische situatie?
Wat mij het meest is opgevallen, is de geest van zelfopoffering die onze broeders onmiddellijk hebben getoond. Vanaf de eerste uren, na het overwinnen van de angst die ze ook voelden, hebben ze zichzelf geen seconde gespaard en non-stop gewerkt om daklozen op te vangen, nabestaanden te troosten, afgelegen dorpen te bezoeken: ik denk aan degenen die in de Vallei van de Orontes wonen. Ze hebben gedeeld, en doen dat nog steeds, in het lijden van de bevolking en tegelijkertijd hebben ze de deuren van de kloosters wijd opengezet. Toen ze me vroegen: “Wat moeten we doen?”, heb ik gezegd: “Geef alles wat je kunt”, omdat dit deel uitmaakt van onze levenskeuze. Geen van hen heeft, in het licht van gevaar, ooit zijn eigen welzijn en persoonlijke veiligheid boven het goeddoen en het helpen van anderen gesteld.
F. de Grazia & S. Giuliano