Heilig Grafkerk, Jeruzalem.
Deel 1 van een korte serie
Minderbroeders in het Heilig Land
Is Franciscus ooit in het Heilig Land geweest? We weten het niet met zekerheid; de oudste bronnen zwijgen erover. Feit is wel dat de minderbroeders franciscanen vanaf de dertiende eeuw tot op de dag van vandaag een belangrijk rol hebben gespeeld bij het bewaren van de heilige plaatsen in ‘de parel van de franciscaanse missie’.
Al vanaf de dertiende eeuw zijn franciscanen aanwezig in het Heilig Land.
“In de tijd van Franciscus vond er een verschuiving plaats in de Christusdevotie van de glorieuze Heer naar de mens geworden Zoon van God”
Het is bijna onmogelijk om te spreken over de katholieke of Latijnse kerk in het Heilig Land zonder ook de aanwezigheid van de minderbroeders franciscanen te vermelden op de heilige plaatsen vanaf de dertiende eeuw. Tot op de dag van vandaag zijn zij verantwoordelijk voor de voornaamste kerken in het Heilig Land.
Hun aanwezigheid biedt christelijke pelgrims de mogelijkheid om de plaatsen waar Jezus geboren, geleden en gestorven is te bezoeken en daar die heilsfeiten te vieren. De kwestie is nog altijd of Sint Franciscus zelf ook het Heilig Land heeft bezocht. Als dat zo is, rijst de vraag waarom de oudste levensbeschrijvingen van de heilige daarover zwijgen.
Bronnen
Lange tijd hebben geschiedkundigen beweerd dat Franciscus, ook als was het misschien maar voor zeer korte tijd, het Heilig Land heeft bezocht. In de loop van de tijd ontstonden er echter twijfels met betrekking tot dat bezoek aangezien een meer exacte en betrouwbare documentatie over deze kwestie ontbreekt.
In de oudste bronnen met betrekking tot Franciscus komen we nergens een vermelding tegen van zijn eventuele bezoek aan het Heilig Land. Broeder Jordanus van Giano, die de meest uitgebreide beschrijving geeft van de ontmoeting van Franciscus en de sultan, vermeldt niet eens naar welk land Franciscus reisde. Hij spreekt alleen maar van “overzeese gebieden”.
Ook de oudste niet-franciscaanse geschiedschrijvers vermelden wel het bezoek van Franciscus aan de sultan, maar zwijgen in alle talen over een eventuele pelgrimstocht door het Heilig Land. Pas vanaf het midden van de dertiende eeuw verschijnen er berichten over een bezoek van Franciscus aan de heilige plaatsen. Volgens deze verhalen zou Franciscus voor zichzelf en voor zijn broeders verlof hebben gekregen van de sultan om zich vrij door het Heilig Land te bewegen.
Christusdevotie
Aangezien voor Franciscus de menswording van Jezus centraal stond in zijn godsdienstige beleving kan het inderdaad vreemd lijken dat hij, bij een bezoek aan het Midden Oosten geen poging zou hebben ondernomen om de plaatsen waar de herinnering aan Jezus bewaard werd te bezoeken. Juist in de tijd van Franciscus vond er een verschuiving plaats in de Christusdevotie van de glorieuze Heer naar de mens geworden Zoon van God, Jezus van Nazareth. Ook Franciscus zelf heeft aan die verandering bijgedragen, zoals bijvoorbeeld door zijn kerstviering te Greccio.
Deze spiritualiteitsverandering heeft er ontegenzeggelijk toe geleid dat meer mensen een pelgrimstocht naar het Heilig Land ondernamen, zoals, bijvoorbeeld, de moeder van de heilige Clara. Dus waarom zou ook Franciscus die tocht niet hebben ondernomen? Toch blijft de vraag waarom de oudste bronnen zwijgen over deze kwestie. We kunnen alleen maar zeggen dat een bezoek van Franciscus aan de heilige plaatsen misschien niet is uit te sluiten, ondanks het feit dat authentieke documenten die dat zouden kunnen bewijzen ontbreken.
Franciscaanse aanwezigheid
Hoe weinig we ook weten over een eventueel bezoek van Franciscus in het Heilig Land, des te meer zijn er berichten over de aanwezigheid van de minderbroeders franciscanen in het Land des Heren. Broeder Egidius schijnt in 1215 als eerste naar het Heilig Land getogen te zijn.
Op het Generaal Kapittel van 1217, toen de orde verdeeld werd in provincies, werd broeder Elias aangesteld als eerste overste van de provincie van Syrië. Over zijn activiteiten in het Midden-Oosten is echter weinig bekend. We weten alleen dat hij, en nog enkele andere broeders, met Franciscus naar Italië teruggekeerd is.
Enkele jaren daarna, in 1229, werd de eerste communiteit opgericht in Jeruzalem en korte tijd later kluizenarijen in Betlehem, Nazareth, Jaffa, in Syrië en in Libanon. Al deze plaatsen hadden als doel het bijstaan van pelgrims bij hun bezoek aan de heilige plaatsen.
Deze kluizenarijen was echter geen lang leven beschoren aangezien de gevechten tussen Saracenen en christelijke kruisvaarders soms tot dramatische situaties leidden. Zo werden bij de val van Acre (Akko), de laatste kruisvaardersstad, zeker veertien broeders en alle clarissen die daar woonden gedood.
Toevlucht op Cyprus
Na hun verbanning uit het Heilig Land in 1291 zochten de broeders een toevlucht op het eiland Cyprus dat zodoende het centrum werd van de franciscaanse aanwezigheid in het Midden Oosten. Van daaruit ondernamen ze van tijd tot tijd een tocht naar het Heilig Land, met de steun van koning Tiago van Aragon.
In 1322 kreeg deze van de sultan toestemming om enkele religieuzen uit Spanje naar Jeruzalem te zenden om de liturgische diensten in de Heilig Grafkerk te verrichten en christelijk pelgrims bij te staan. Die Spaanse religieuzen – dominicanen – kwamen pas in 1327 in Jeruzalem aan. In 1333 namen de minderbroeders franciscanen, op voorspraak van koning Robert van Anjou, koning van Napels, de taak over van de dominicanen in de Heilig Grafkerk en in het Cenakel, de zaal van het Laatste Avondmaal.
Robert van Anjou, koning van Napels (1275 – 20 januari 1343)
Sancia of Sancha van Majorca, koningin van Napels (1281 – 28 July 1345)