Abdis Angela Holleboom over zusterschap
‘Heb elkaar lief, zoals ik jullie heb liefgehad’
Meer nog dan bij andere ordes of congregaties staan bij clarissen en franciscanen zuster- en broederschap centraal. Het onderling liefhebben is een teken van de herinnering aan Franciscus’ zegen voor zijn broeders en zusters. Hoe krijgt die herinnering vandaag de dag vorm? Angela Holleboom, abdis van Megen: “Ik heb geleerd blij te zijn met mijn medezusters, juist in hun anders-zijn”
‘Je hoeft er nog niet te zijn, als je de weg maar ziet’
Angela Holleboom (65) studeerde theologie in Utrecht en woonde in die tijd bij zusters in Amersfoort. De studieadviseur, franciscaan Kees Bak, nam Angela mee naar Megen, waar zij tijdens het gebed geraakt werd en intrad na haar studie (1981). Zuster Angela is voor een vierde termijn abdis van het clarissenklooster in Megen. Daarnaast werkt zij aan diverse publicaties en geeft zij lezingen en individuele pastorale begeleiding.
Broeder- en zusterschap staan bij de franciscanen en de clarissen zeer centraal. Hoe komt dat volgens u?
“Franciscus wilde niet alleen persóónlijk arm zijn, maar ook als geméénschap. Franciscus en Clara zeggen allebei in hun regel dat de broeders en zusters zich niets zullen toe-eigenen, geen huis, geen plaats, helemaal niets. Ze leven zo bezitloos als maar mogelijk is en ze zien zichzelf als pelgrims en vreemdelingen in deze wereld. Dat is tegelijk het thema van de navolging van Christus, die óók pelgrim en vreemdeling in deze wereld was. Dat betekent dat de broeders en zusters thuis moeten zijn bij elkáár.”
“Als je de regel van Benedictus leest, is het heel duidelijk. Benedictus zegt tegen de monniken: Luister mijn zoon, naar de vermaning van uw vader. De abt (of abdis) ziet zichzelf als vader of moeder. Dat is in onze traditie eigenlijk niet zo. Wij zien elkaar als zusters en broeders, ook als je abt of abdis bent.”
‘Geen huis, geen plek, helemaal niets, maar u woont toch in een huis met uw medezusters?’
“Ja, dat is zo. Kijk, Franciscus wou het in het begin absoluut niet dat broeders eigen huizen kregen. De eerste broeders sliepen onder heggen en in kapelletjes langs de weg. Clara zegt dat de zusters het gebouw mogen hebben waar ze in wonen en zoveel grond als nodig is om in hun eigen levensbehoefte te voorzien en voor enige afzondering. Dat is wel een verschil tussen Clara en Franciscus. Om ons leven te kunnen leiden, moeten we wel ergens kunnen wonen. Maar we mogen ons niets toe-eigenen. Voor mij betekent dat, dat ik in dit huis mag wonen, maar het weer in goede staat doorgeef aan de volgende generatie. Ik ben slechts een schakel in de lange ketting.”
Elkaar accepteren en verdragen uit liefde; dat is een uitdagend uitgangspunt. Hoe doe je dat in de praktijk? Is dat haalbaar?
“Ik vind dat er een groot verschil is tussen ‘Verdraag elkaar’ en ‘Verdraag elkaar uit liefde’. Als je intreedt heb je een ideaal. We vinden elkaar in wat we voor ogen hebben. Maar de gemeenschap is niets zonder de personen die de gemeenschap vormen. Als je je dat realiseert, kun je elkaar ook blijven vinden. Clara volgt in haar regel vaak Franciscus, dat doet ze ook in hoofdstuk 10 van haar regel, maar Clara voegt daar twee woorden aan toe, die Franciscus niet heeft. Dat zijn de woorden tweedracht en verdeeldheid. ‘Ik vermaan mijn zusters en spoor hen aan in de heer Jezus Christus uit te kijken voor alle hoogmoed, ijdele roem, afgunst, hebzucht, zorg en beslommering van deze wereld, laster en gemor.’ Tot hiertoe is het exact zoals Franciscus het benoemt, maar dan voegt Clara eraan toe: ‘tweedracht’ en ‘verdeeldheid”.
“Daarmee bedoelt ze dat wij zusters moeten oppassen voor van alles, maar zolang we bij elkaar kunnen zitten, met elkaar in gesprek kunnen zijn en samen voor ogen houden wat belangrijk is en waar we als gemeenschap naar toe willen, dan blijven we bij elkaar. We vinden elkaar op basis van onze liefde voor God. De spiritualiteit van Clara is wat ons bindt.”
“Tijdens het noviciaat had ik een hele lieve en goede novicenmeesteres. In die noviciaatsperiode ontdek je waar je valkuilen liggen en wat je allemaal met je meedraagt. Onze novicenmeesteres zei dan weleens: ‘Je hoeft er nog niet te zijn, als je de weg maar ziet.’”
“Samenleven op deze manier betekent compassie met elkaar hebben. Verdraag elkaar uit liefde heeft voor mij de betekenis, geef de ander levensruimte, het goede voor de ander willen. En soms moet je ook even de andere trap nemen. Liefde is ‘je dikke buik intrekken’, zodat de ander er langs kan. Het blijft uitdaging. Dat geeft niet, zolang je de weg maar ziet.”
Het is ook opvallend hoeveel Clara en Franciscus spreken over vergeving. En ze zien hun leven als een leven in boetvaardigheid. Wat bedoelen zij daarmee?
“Ik leg het meestal zo uit. De vissers boeten hun netten. Dat betekent dat ze hun netten weer in orde maken na terugkeer van de visvangst. Ik versta leven in boetvaardigheid als leven in de goede verhouding. In goede verhouding tot God, tot de andere zusters en tot mezelf. En ja, daar speelt vergeving een belangrijke rol bij. Dat is niet iets dat je in een cursus van een jaar leert. Dat is de leerschool van het leven.”
En wat hebt u geleerd over de liefde voor elkaar? Kun je voor je eigen waarden en normen staan bij een leven in gemeenschap’.
“Wat ik heb geleerd sinds mijn intreden, is blij te zijn met mijn medezusters, juist in hun anders-zijn. Dus elkaar niet zien als concurrenten, maar meer als een aanvulling op iets dat je zelf niet hebt. En wat ik ook geleerd heb, is mijn eigen verwachtingen en behoeftes wat te relativeren. Ik kan niet verwachten dat de ander volledig aan mijn verwachtingen tegemoetkomt. Dat wil je misschien wel, maar je ontdekt juist dat elk mens uniek is, haar eigen godsrelatie heeft en van daaruit probeert te leven.”
‘Dit is mijn gebod, dat jullie elkaar liefhebben, zoals ik jullie heb liefgehad’, staat in het Johannesevangelie (Joh.15,12). En zij moeten die liefde voor elkaar met daden tonen, zegt Johannes: ‘Laten wij niet met woorden of leuzen liefhebben, maar metterdaad en in de waarheid’. Wat betekent dit ‘metterdaad en in waarheid’ voor u?
“Ik vind het mooi dat u dit vers uit Johannes aanhaalt, ik hoor namelijk vaak dat mensen zeggen: ‘Dit is mijn gebod, dat jullie elkaar liefhebben’, punt! Maar het moet zijn: ‘Dit is mijn gebod, dat jullie elkaar liefhebben, zoals ik jullie heb liefgehad! Het voorbeeld is Christus zelf. En dat is niet liefhebben met alleen woorden of leuzen.”
Is er volgens u een verschil hoe broeders de gedachtenis aan Franciscus zichtbaar maken door ‘elkaar lief te hebben’ en hoe zusters dat met de gedachtenis aan Clara doen?
“De regels lijken in veel opzichten op elkaar. Maar er zijn verschillen. De broeders waren in de beginperiode veel onderweg, zij hadden natuurlijk geen huis. Franciscus zegt in zijn regel: ‘Waar broeders elkaar treffen, moeten zij voor elkaar huisgenoten zijn.’ Dus de broeders bouwen samen een huis door en met hun onderlinge liefde. Ze zijn onderweg en ze zijn ook op elkaar aangewezen, zeker als er bijvoorbeeld een broeder ziek wordt.”
“De broeders komen eenmaal per jaar bij elkaar voor een kapittel, dan hebben ze echt tijd voor elkaar en proberen elkaar ook echt te spreken. De zusters van Clara leven altijd bij elkaar, zijn altijd al samen en dat is altijd zo geweest. Maar zowel de broeders als de zusters willen leven vanuit de ingeving van Gods Geest. Dat is het beginpunt van onze religieuze weg en tevens datgene wat onze religieuze weg voedt. Het is de Geest die de band van de onderlinge liefde is. Dat is bij Clara en Franciscus allebei heel belangrijk.”
Is er door niets te bezitten, meer ruimte voor God, elkaar en de liefde?
“Geen bezit kan leiden tot gierigheid of bezitsdrang, terwijl het eigenlijk bedoeld is om open te komen staan voor de vrijgevigheid van God en daarin op hem te gaan lijken. Ook komt er zo ruimte voor de Vader, voor de ander, voor jezelf, want je hebt minder te verdedigen.”
Binnenkort kunt u weer gasten ontvangen, die bij u krachten kunnen opdoen. Is dat ook wederkerig?
“Ik sprak eens met broeder Theo Zweerman ofm (de in 2005 overleden theoloog – red.) over kloosters als plekken voor gastvrijheid. Bij Franciscus en Clara komt gastvrijheid helemaal niet voor in hun geschriften, zij voelden zich immers zélf gast, pelgrim en vreemdeling. Maar broeder Zweerman zei, ik beschouw de gastvrijheid als een soort omgekeerd apostolaat. Wij gaan er niet op uit, maar mensen komen bij ons binnen. Wij proberen met onze gasten te leven vanuit onze spiritualiteit. Wij zijn net zo goed als onze gasten hier ook zélf te gast. Samen met de gasten staan we open voor de vrijgevigheid van God.”
Leert u ook van de gasten? Ik kan me voorstellen dat gasten geïnspireerd worden, maar is dat andersom ook zo?
“Zeker, ik kan echt opknappen van gasten. Op zaterdagmiddag is er ruimte voor de gasten om het evangelie van de zondag te bespreken met enkele zusters. Ik merk dat deze zusters dit zeer waarderen. In dat opzicht kunnen we voor elkaar van betekenis zijn. Er zijn ook twee vrouwen in Megen komen wonen, speciaal om met ons mee te kunnen bidden. Eén van hen is jarenlang door weer en wind gekomen en heeft geen gebed gemist. Daar word ik door geïnspireerd.”
Brigitte van der Heijden
(Een beknopte versie van dit interview verscheen eerder in Minderbroeders Franciscanen, nr. 2, 2022.)