Theo van Adrichem
Theo van Adrichem (1954) woont in de communiteit in Megen.
Wat is in één zin volgens jou ‘roeping’?
Roeping is je laten raken en aanspreken door anderen of door God op de (misschien onvermoede) mogelijkheden die je gegeven zijn om deze wereld bewoonbaar te maken.
Wanneer ben je broeder geworden en waarom?
In 1980 ben ik ingetreden in de broederschap omdat ik daarin een bedding hoopte te vinden voor mijn leven. Die stap heeft mij echt goed gedaan en mijn leven verrijkt, tot op de dag van vandaag..
Wie of wat is stimulerend voor je geweest om je weg te gaan?
Als kind vond ik het leuk om mee te gaan naar de kerk. We hadden een hele jonge parochie met enthousiaste pastores. En ik vond het leuk misdienaar te zijn en de koster te helpen. Werken in de kerk leek me heel mooi, vooral het contact met mensen. Zo kwam ik ertoe om theologie te gaan studeren met de bedoeling om pastor te worden. Toen het einde van de studie dichterbij kwam, vroeg ik me af hoe mijn toekomstige leefsituatie eruit zou gaan zien. Het vooruitzicht om als pastor ergens alleen te wonen trok mij niet aan. De laatste jaren van mijn studie woonde ik in een leefgroep van theologiestudenten. We hadden een bescheiden ritme van bidden, bezinnen en samen eten. Ik merkte dat me dat goed deed.
Religieus leven kende ik al langer via een franciscaanse oom en een tante claris. En Franciscus van Assisi boeide mij bijzonder door zijn eenvoud en blijmoedigheid. Dat alles bij elkaar heeft mij geleid naar de broederschap.
Wie of wat hield je er aanvankelijk van af?
In die tijd al liep het aantal broeders terug en ik stelde me de vraag of de zorg voor de bestaande broederschap niet als een last zou kunnen gaan werken voor de enkelingen die intraden. Ik merkte echter dat er in de broederschap een beleid was, waarin al het bestaande niet koste wat kost moest worden voortgezet. Er was ook bereidheid om dingen los te laten en zo ruimte te behouden voor andere, nieuwe wegen. Dat gaf mij vertrouwen.
Waarom ben je vandaag de dag broeder?
‘Broederschap’ is voor mij in dit verband een essentieel begrip. Ik noem daarbij ook uitdrukkelijk de band met de clarissen en enkele franciscanessen als een verrijking. Overigens is de broederschap er niet omwille van zichzelf. Ik vind het heel belangrijk dat we open gemeenschappen zijn, gastvrij en betrokken op mensen om ons heen. Verder ervaar ik het als een geweldige rijkdom dat we deel uitmaken van een wereldwijde broederschap. In 1991-1992 mocht ik dat heel concreet ervaren omdat ik die jaren in verschillende communiteiten in Brazilië heb gewoond. Zo’n ervaring verbreedt je horizon, laat andere mogelijkheden zien, relativeert je eigen situatie én doet je met nieuwe ogen naar je eigen situatie kijken, waardoor je die soms weer meer gaat waarderen. Bovendien kunnen we ook elkaar als broederschappen over grenzen heen ondersteunen en dingen samen doen, zoals nu de vorming van nieuwere broeders samen met de Duitse broederschap. Het is heel goed om dat met meerdere leeftijdgenoten samen te doen en dat kan in internationaal verband.
Wat betekent God voor jou als broeder?
God is voor mij Degene aan wie alles toebehoort en die mij draagt. Aan Hem mag ik me toevertrouwen, juist ook op momenten dat ik mijn eigen grenzen ervaar of het zelf niet meer weet. Ik hoef en kan niet alles zelf oplossen. En vooral; ik mag er op vertrouwen dat God mij het goede zal ingeven.
Maak de volgende zin af: “Een wereld zonder broeders is …
als een stoep zonder onkruid tussen de tegels.”
Mijn levensmotto is: